De motorfiets starten en ermee rijden
1) De koppeling uitschakelen via de bedieningshendel.
2) Met de punt van uw voet en een besliste beweging de
versnellingshendel induwen om deze in eerste versnelling
te zetten.
3) Gas geven met de gashendel, tegelijkertijd langzaam de
koppelingshendel loslaten; de motorfiets begint te rijden.
4) De koppelingshendel helemaal loslaten en gas geven.
NL
5) Om over te schakelen naar een hogere versnelling, de
gashendel helemaal sluiten voor een lager toerental, de
koppelingshendel intrekken, het versnellingspedaal naar
boven duwen en de koppelingshendel loslaten.
Op de volgende manier schakelt u terug naar een lagere
versnelling: de gashendel loslaten, koppelingshendel
intrekken, even gas geven om alle tandwielen te
synchroniseren, terugschakelen naar een lagere
versnelling en de koppelingshendel loslaten.
De hendels dienen correct en op het juiste moment te
worden bediend: op een helling, wanneer de motor
snelheid mindert, dient u onmiddellijk naar een lagere
versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan
brengt u het hele voertuig (en niet alleen de motor) in
moeilijke bedrijfsomstandigheden.
Belangrijk
Niet bruusk gas geven: u kunt de motor ermee
"verzuipen" of de transmissiedelen forceren. Laat de
koppeling niet uit staan tijdens het rijden: dit kan tot
oververhitting en dus overmatige slijtage van alle
wrijvingsorganen leiden.
66
Afremmen
Op tijd vertragen, terugschakelen om op de motor te
remmen en vervolgens remmen met beide remmen.
Voordat de motor stilstaat, de koppelingshendel intrekken
om te voorkomen dat de motor plots afslaat.
Opgelet
Het gebruik van slechts een enkele rem verlaagt het
remvermogen van uw motorfiets.
Rem niet te bruusk en niet te hard; de wielen kunnen
hierdoor blokkeren, waardoor u mogelijk de macht over
uw motorfiets verliest.
Als het regent of wanneer men over glad wegdek rijdt, is
het remverhogen aanzienlijk minder. Rem in deze gevallen
zachtjes en voorzichtig. Door plotselinge bewegingen te
maken, kan het zijn dat u de macht over het voertuig verliest.
Op lange en steile dalingen is het beter de motorrem te
gebruiken, terug te schakelen en de remmen afwisselend en
kort te gebruiken: door voortdurend remmen wordt het
wrijvingsmateriaal oververhit en vermindert het remvermogen
drastisch. Een lagere of hogere bandenspanning dan
voorgeschreven vermindert ook het remvermogen, de
hanteerbaarheid en de wegligging van de motorfiets.