Bedieningspaneel
1) LCD, (zie pag. 13).
-1
2) Toerenteller (min
).
Geeft het toerental per minuut van de motor aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
4) Controlelampje brandstofreserve
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt;
er zit nog ongeveer 3 liter benzine in de tank.
5) Waarschuwingslampjes richtingaanwijzers
Het lampje van de ingeschakelde richtingaanwijzer gaat
branden en knippert.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uitgaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden, maar het moet uitgaan bij toename van
het toerental.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje
(6) blijft branden, want anders bestaat de kans dat de motor
wordt beschadigd.
7) Waarschuwingslampje groot licht
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot
licht is ingeschakeld.
(afb. 4)
(geel).
(groen).
(rood).
(blauw).
5
9
8
6
8) Waarschuwingslampje EOBD
Als dit blijft branden, wil dat zeggen dat de
besturingseenheid fouten signaleert en de motor blokkeert.
Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure voor
het ontgrendelen van het antidiefstalsysteem met behulp
van de gashendel.
Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden
als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het
enkele seconden later weer uitgaan (meestal 1,8 - 2 sec.).
9) Lampje "Voertuigdiagnose".
Gaat branden als er een probleem is in de voertuigdiagnose.
10) Lampjes begrenzer.
2
10
3
4
7
5
afb. 4
(ambergeel).
1
NL
11