13
• Verwijder de naald uit uw huid.
3
Injecteer altijd door de toedieningsknop in te drukken.
Draai deze niet.
Als u de drukknop draait, injecteert u geen insuline.
Blijf altijd naar het dosisafleesvenster kijken, zodat
u weet hoeveel eenheden u injecteert.
Tel niet het aantal klikken van de pen. Het dosisafleesvenster
laat het precieze aantal eenheden zien.
Als de toedieningsknop stopt voordat het
dosisafleesvenster op "0" staat, dan kan de naald verstopt
zijn. Zet het dosisafleesvenster weer op "0" en vervang de
naald door een nieuwe. Controleer de insulinetoevoer en
injecteer de hele dosis.
Na injecteren ziet u mogelijk een druppel insuline aan de
naaldpunt. Dit is normaal en heeft geen invloed op uw dosis.