Er bevinden zich twee M10-hangpunten aan elk uiteinde van de eenheid (vier in totaal),
die van boven de omkasting in gaan en zijn bevestigd aan bevestigingsbeugels nabij de
onderkant van de eenheid (zie bovenstaande afbeelding, van onderaf omhoog naar het
luchtgordijn bekeken). Gebruik M10-vergrendelmoeren aan beide zijden van de
bevestigingsbeugel om de draadstang goed vast te maken. Laat deze vier draadstangen
niet onder de omkasting van de eenheid komen, omdat het rooster anders mogelijk niet
goed in de uitsparing past.
Op de VRF HP1500R- en VRF HP2000R-eenheden bevindt zich ongeveer in het midden
een aanvullend hangpunt voor een M10-draadstang. Dit punt moet worden gebruikt.
Zorg ervoor dat alle draadstangen worden bevestigd aan een geschikte constructie, die
het gewicht van het toestel kan dragen (zie tabel op pagina 10)*.
Pas de hoogte van de eenheid op de draadstangen zodanig aan dat het ondervlak van de
omkasting 38 mm boven het plafond is gepositioneerd. Het luchtgordijn moet waterpas
zijn, omdat er anders in de koelstand condensaat kan gaan lekken.
PLAFONDNIVEAU
*
De installateur is er verantwoordelijk voor dat de bevestigingspunten en het ophangsysteem in het gebouw
geschikt zijn of worden gemaakt voor het te installeren luchtgordijn.
T
9
9
0
1
0
7
8
1 -
3 -
N
L
M10-druppelroedes
LUCHTGORDIJNEN IN UITSPARING
Onderkant van
luchtgordijnen in uitsparing
PLAFONDNIVEAU
P
a
g
n i
a
1
1
v
a
n
d
e
3
6