Zorg altijd voor de juiste waterstroom in de verdamper en de condensator om het bevriezen van pijpen te
Het verwijderen van koelmiddel en afvoeroperaties moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerde technici met
behulp van het juiste gereedschap voor de eenheid. Verkeerd onderhoud kan leiden tot ongecontroleerd verlies
van druk en vloeistof. U mag ook het milieu niet vervuilen met koelmiddel en smeerolie. Gebruik altijd het juiste
afvalverwerkingssysteem.
Alle eenheden worden verzonden met een volle lading aan koelmiddel. Als de eenheid opnieuw moet worden
gevuld, dan moet u deze aanbevelingen in acht nemen. De optimale lading is die lading die het mogelijk maakt
dat de eenheid werkt met een juiste stroom van koelmiddel ongeacht de omstandigheden.
Controleer de lading van het koelmiddel.
U moet het volgende controleren om erachter te komen of de eenheid werkt met de juiste lading aan koelmiddel:
1. Laat de machine in de maximale laadcondities werken.
2. Zorg ervoor dat de temperatuur van het uitlaatwater bij de verdamper tussen de 6 en 8 °C ligt.
3. Controleer of de temperatuur van het inlaatwater bij de condensator tussen de 25 en 32°C ligt.
4. Controleer of onder de bovenstaande condities de:
a)
levering van oververhitting tussen de 8 en 15°C ligt.
b)
Subkoelen gebeurd tussen de 4 en 6°C.
c)
Het temperatuurverschil tussen het uitlaatwater en verdampen ligt tussen de 0,5 en 4°C.
d)
Het temperatuurverschil tussen het condenseren en uitlaatwater van de condensator ligt
tussen de 1 en 4°C.
5. Controleer of de indicator op de vloeistofbuis vol is.
Als een van de parameters de aangegeven limieten overschrijdt, dan moet er waarschijnlijk koelmiddel worden
bijgevuld.
Opmerking: De waarde van het subkoelen zal variëren als de eenheid de lading verandert, maar zal na een
korte periode stabiliseren en mag nooit lager zijn dan 3°C. De waarde van het subkoelen varieert een beetje
omdat de temperatuur van het uitlaatwater bij de verdamper en condensator eveneens varieert.
Het verlies van koelmiddel kan zo klein zijn dat het weinig effect zal hebben op het circuit, of zo groot zijn
dat het ervoor zorgt dat de machine als gevolg van het inschakelen van veiligheidsmechanismen wordt
uitgeschakeld.
Elektrische Installatie
Zoals beschreven in het onderstaande zijn er enkele algemene regels van toepassing bij het installeren van
elektriciteit:
1. De door de compressor geabsorbeerde stroom moet worden vergeleken met de waarde op het
naamplaatje. Normaal is de waarde van de geabsorbeerde stroom lager dan die op het naamplaatje dat
behoort bij het absorberen van de compressor bij een volle lading tijdens maximale werkcondities.
2. Alle veiligheidscontroles moeten ten minste één keer in de drie maanden worden geactiveerd om hun
functioneren te controleren. Elke eenheid kan zijn werkgrenzen veranderen als gevolg van veroudering, en
dit moet in de gaten worden gehouden zodat het misschien kan worden gerepareerd of vervangen. De
pompaansluitingen en debietschakelaars moeten worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat zij het
regelcircuit onderbreken als ze worden geactiveerd. De hoge drukschakelaars moeten apart op de
werkbank worden gecontroleerd.
3. De aardingsweerstand van de compressormotor moet elk halfjaar worden gecontroleerd. Hiermee wordt
gecontroleerd of de isolatie is versleten. Een weerstand van minder dan 50 ohm duid mogelijk op een defect
bij de isolatie of vocht in het circuit dat moet worden gecontroleerd.
WAARSCHUWING
voorkomen als u gas van het koelmiddel toevoegt of weghaalt.
Schade als gevolg van bevriezen maakt de garantie ongeldig.
D-EIMWC003D12-16NL - 33/44