Controleer altijd de oorzaken van een verlies aan koelmiddel. Repareer het systeem indien nodig en vul dan koelmiddel
bij.
De machine kan worden bijgevuld onder om het even welke stabiele belasting (bij voorkeur tussen 70 en 100%) en bij
om het even welke omgevingstemperatuur (bij voorkeur boven 20°C). De machine moet minstens 5 minuten draaien
zodat de ventilatortrappen, en dus ook de condensatiedruk, kunnen stabiliseren.
Opmerking: Wanneer de belasting en het aantal actieve ventilatoren varieert, varieert ook het onderkoelen en
stabiliseert dit pas na enkele minuten. Het onderkoeldeel mag echter nooit onder 3°C zakken. De waarde voor
onderkoelen kan ook licht veranderen wanneer de watertemperatuur en de oververhitting aan de aanzuigzijde
veranderen. Het onderkoelen daalt naarmate de waarde van de oververhitting aan de aanzuigzijde daalt.
In een machine zonder koelmiddel kan zich één van de volgende twee scenario's voordoen:
1 Bij een iets te laag koelmiddelpeil is de aanzuigoververhitting altijd hoger dan normaal en staat de klep helemaal
open. Vul koelmiddel bij zoals beschreven in de procedure voor bijvullen van koelmiddel.
2 Als het koelmiddelpeil in de machine redelijk laag is, kan de lagedrukveiligheid het overeenkomstige circuit
stilleggen. Vul koelmiddel bij in het circuit zoals beschreven in de procedure voor bijvullen van koelmiddel.
Opmerking: De vloeistofontvanger moet helemaal gevuld zijn in de warmtepompstand wanneer de machine de juiste
hoeveelheid bevat.
Procedure voor bijvullen van koelmiddel
1.
Als de machine koelmiddel heeft verloren, moeten eerst de oorzaken hiervan worden opgespoord alvorens
koelmiddel bij te vullen. Zoek het lek en repareer het. Olievlekken wijzen vaak op een lek. Dit is echter niet altijd een
goed opsporingscriterium. Zeepwater kan een goede methode zijn voor middelgrote tot grote lekken, en voor kleine
lekken is een elektronische lekdetector vereist.
2.
Vul koelmiddel bij in het systeem via de serviceklep op de aanzuigleiding of via de Schrader-klep (fietsventiel) op de
inlaatleiding van de waterwarmtewisselaar.
3.
Het koelmiddel kan worden bijgevuld bij elke belasting tussen 25 en 100% van de systeemcapaciteit. De
oververhitting aan de aanzuigzijde moet tussen 4 en 6°C liggen.
4.
Vul voldoende koelmiddel bij zodat de vloeistofontvanger volledig gevuld is in de warmtepompstand.
5.
Controleer de waarde voor onderkoelen aan de hand van de vloeistofdruk en de vloeistoftemperatuur aan de
expansieklep. De waarde voor onderkoelen moet liggen tussen 4 en 8°C en tussen 10 en 15°C voor machines met
een economiser. Voor de hierboven vermelde waarden zal het onderkoelen lager zijn bij een belasting van
75÷100% en hoger bij een belasting van 50%.
6.
Wanneer de omgevingstemperatuur meer dan 16°C bedraagt, moeten alle ventilatoren ingeschakeld zijn.
Wanneer het systeem wordt overbelast, stijgt de persdruk van de compressor door het teveel in de leidingen van het
condensordeel.
Tabel 5 - Druk/temperatuur
°C
bar
°C
-14
0,71
12
-12
0,85
14
-10
1,01
16
-8
1,17
18
-6
1,34
20
-4
1,53
22
-2
1,72
24
0
1,93
26
2
2,15
28
4
2,38
30
6
2,62
32
8
2,88
34
10
3,15
36
Tabel druk/temperatuur voor R-134a
bar
°C
3,43
38
3,73
40
4,04
42
4,37
44
4,72
46
5,08
48
5,46
50
5,85
52
6,27
54
6,70
56
7,15
58
7,63
60
8,12
62
LET OP
bar
°C
bar
8,63
64
17,47
9,17
66
18,34
9,72
68
19,24
10,30
70
20,17
10,90
72
21,13
11,53
74
22,13
12,18
76
23,16
13,85
78
24,23
13,56
80
25,33
14,28
82
26,48
15,04
84
27,66
15,82
86
28,88
16,63
88
30,14
D-EIMHP00504-14NL - 55/60