REMMEN EN BANDEN
REMMEN
De mechanische remmen zitten op de voorwielen.
De remmen worden bediend via het
voetrempedaal en de verbindingsstangen.
Controleer de afstelling van de remmen na elke
200 bedrijfsuren.
Controleer de afstelling van de remmen door de
afstand te meten tussen de positie van het
stationaire rempedaal en het punt waar u
weerstand tegen de pedaalbeweging voelt. Deze
afstand moet tussen 12 mm en 25 mm liggen.
Stel de remmen zo nodig af.
BANDEN
De machine is standaard voorzien van massieve
voorwielbanden. Het achterwiel heeft standaard
een luchtband.
Controleer de voorbanden telkens na 100
bedrijfsuren op beschadigingen en slijtage.
Controleer de achterband na elke 100 bedrijfsuren
op slijtage. De juiste spanning in de achterste
banden is 795 kPa.
S20 Gas / LP 9007270 (4-2014)
ACHTERWIEL
Draai de moeren van de achterwielen tweemaal
volgens het weergegeven patroon aan tot een
moment van 122-155 Nm. Doe dit na de eerste 50
gebruiksuren en vervolgens na elke 800
bedrijfsuren.
4
1
AANDRIJFMOTOR
Draai de asmoer na de eerste 50 bedrijfsuren aan
naar 270 Nm. Herhaal dit daarna na elke 800
bedrijfsuren.
ONDERHOUD
2
5
3
53