Bediening
Rijden
Veiligheidsvoorschriften voor het
rijden
Gedrag tijdens het rijden
De bestuurder moet zich tijdens het rijden
binnen het bedrijf aan de voorschriften voor
het wegverkeer houden.
De snelheid moet worden aangepast aan de
plaatselijke omstandigheden.
Zo moet de bestuurder bijvoorbeeld in boch-
ten, in nauwe doorgangen, tijdens het rijden
door klapdeuren, op onoverzichtelijke plaat-
sen en op een oneffen ondergrond langzaam
rijden.
De bestuurder moet altijd een veilige remweg
tot voertuigen en personen voor hem bewa-
ren, en hij moet de heftruck op elk moment
onder controle hebben. Voorkom het plotse-
ling remmen, het snel nemen van bochten en
het inhalen op gevaarlijke of onoverzichtelijke
plaatsen.
– Probeer altijd eerst in een vrije ruimte of op
een vrije rijweg te rijden.
Het volgende is tijdens het rijden verboden:
• Armen en benen buiten de heftruck laten
bungelen
• Buiten de contour van de heftruck leunen
• Uit de heftruck stappen
• Bestuurdersstoel verschuiven
• Stuurkolom verstellen
• Veiligheidsgordel losmaken
• Veiligheidssysteem buiten werking stellen
• De last hoger heffen dan 300 mm boven de
grond (met uitzondering van het manoeu-
vreren tijdens het in- of uitslaan van lasten)
• Elektronische apparatuur bedienen, zoals
radio's, mobieltjes etc.
171538 [NL]
5
Rijden
111