C - OM DE 250 WERKUREN
De hiervoor beschreven handelingen verrichten, evenals de handelingen die hierna worden aangegeven.
C1 – AANDRAAIING VAN DE WIELMOEREN VOOR EN ACHTER
De aandraaiing van de wielmoeren controleren: 25 daNm ± 10%
Als deze instructie niet wordt uitgevoerd, kunnen de pennen van de wielen beschadigd raken en zelfs breken en kunnen de wielen vervormd raken.
C2 – NOODPOMP
- Zet de verbrandingsmotor uit.
De juiste werking van de noodpomp controleren door bijvoorbeeld de armen te laten
zakken.
U mag de hoogwerker in geen geval gebruiken als de pomp het niet doet.
C3 – STUTTEN VAN DE TELESCOOP
De aandraaiing van de 4 moeren 1 van de glijschoenen van de telescoop op de
telescooparm controleren.
Het niet uitvoeren van deze instructie kan het verlies van de schoenen en beschadiging van de telescoop ten gevolge
C4 – PEIL REMVERTRAGER VAN DE MOTOREDUCTOR VAN DE BOVENWAGEN
De hoogwerker op een horizontaal stuk grond zetten met de verbrandingsmotor uit.
- Open de motorkap links van de bovenwagen.
- De motoreductor is geïnstalleerd met het klepblok naar achteren toe.
- De vuldop-ontluchter 1 verwijderen.
- Het peil is correct als de ontluchter vol olie staat.
- Indien nodig bijvullen met behulp van een spuit door de reductor te vullen via de
vuldop-ontluchter (zie hoofdstuk: SMEERMIDDELEN).
- De vuldop-ontluchter 1 terugplaatsen.
t
BELANGRIJK
t
t
BELANGRIJK
t
t
BELANGRIJK
hebben.
3 - 18
www.duma-rent.com
t
CONTROLEREN
CONTROLEREN
CONTROLEREN
CONTROLEREN
1
1
1
1
1