Schakel de motor uit en wacht totdat alle bewegende
delen gestopt zijn voordat u controleert op olielekkages,
loszittende onderdelen of andere problemen.
6.
Om de motor te stoppen haalt u de gashendel naar achteren
in de SLOW/LANGZAAM-positie, zet u de hendel van de
aftakas in de OFF/AF-positie en draait u de
contactschakelaar op OFF/AF. Haal de sleutel uit het contact
om te voorkomen dat de machine per ongeluk gestart wordt.
HET INSPUITEN VAN HET
BRANDSTOFSYSTEEM (Afb. 10)
BELANGRIJK: Het brandstofsysteem moet mogelijk
ingespoten worden als een nieuwe motor voor het eerst
gestart wordt, nadat een motor zonder brandstof is komen te
staan of indien onderhoudswerkzaamheden aan het
brandstofsysteem uitgevoerd zijn.
1.
Maak de motorkapvergrendelingen los en open de
motorkap.
2.
Steek een uiteinde van een
ontluchtingsschroef en het andere uiteinde in een bak om de
brandstof op te vangen.
3.
Draai de ontluchtingsschroef van de brandstoffilter/
waterafscheider een paar toeren los (Afb. 10). Pomp met
het injectiepompje totdat er een onafgebroken straal
brandstof uit het gat in de ontluchtingsschroef stroomt. Als
de brandstof niet meer schuimt, draait u de ontluchtings-
schroef tijdens de neergaande slag van het injectiepompje
dicht. Verwijder eventuele gemorste vloeistof.
4.
Pomp met het injectiepompje totdat u weerstand voelt.
Probeer de motor te starten. Indien de motor niet start,
herhaalt u stap 3.
HET CONTROLEREN VAN DE
INTERLOCKSCHAKELAARS
De machine is voorzien van interlockschakelaars in het
elektrisch systeem. Deze schakelaars zijn bedoeld om de motor
te stoppen als de bestuurder zijn stoel verlaat terwijl het
tractiepedaal ingetrapt is. De bestuurder kan echter de stoel
verlaten terwijl de motor draait. Hoewel de motor blijft draaien
als de hendel van de aftakas uitgeschakeld is en het tractiepedaal
niet meer ingetrapt wordt, wordt sterk geadviseerd de motor uit
te schakelen voordat u de stoel verlaat.
LET OP
3
⁄
" slang over de
16
Afbeelding 10
1.
Injectiepompje
2.
Ontluchtingsschroef
2
1
17