Bediening
Stop de motor en verwijder de sleutel uit het contact
voordat u onderhoud of afstellingen uitvoert.
HET STARTEN/STOPPEN VAN DE
MACHINE
BELANGRIJK: Het brandstofsysteem moet in de volgende
situaties ontlucht worden:
•
Voordat de machine voor het allereerst gestart
wordt.
•
Als de motor afgeslagen is vanwege
brandstoftekort.
•
Als er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd zijn
aan onderdelen van het brandstofsysteem.
Zie Het inspuiten van het brandstofsysteem.
1.
Zorg er voor dat de parkeerrem geactiveerd is. Haal uw voet
van het tractiepedaal en controleer of dit in de neutraalstand
staat.
2.
Zet de gashendel in de laag-stationair positie.
3.
Zet de startschakelaar op RUN/DRAAIEN; de gloeibougie-
indicator licht nu op.
N.B.: Activeer de startmotor niet langer dan 15 seconden
onafgebroken, omdat anders de startmotor defect kan raken.
Indien de motor na 15 seconden nog niet start, moet u de
sleutel in de OFF/AF-positie zetten, de bedieningsorganen
en de procedures controleren, opnieuw 15 seconden
wachten, waarna u de startprocedure kunt herhalen.
4.
Als de gloeibougie-indicator dooft, draait u de
contactsleutel door naar de START-positie. Laat de sleutel
onmiddellijk los als de motor start, en laat de sleutel in de
RUN/DRAAIEN-positie terugkomen. Zet de gashendel in
de gewenste positie.
5.
Als de machine voor het eerst gestart wordt, of nadat de
motor, transmissie of de as-overbrenging gereviseerd zijn,
moet de machine gedurende één à twee minuten vooruit en
achteruit gereden worden. Gebruik ook de lifthendel en de
hendel van de aftakas om te controleren of alle onderdelen
naar behoren functioneren. Draai het stuurwiel naar links en
naar rechts, om de respons van het stuur te controleren.
Schakel daarna de motor uit en controleer op olielekkages,
loszittende onderdelen en eventuele andere zichtbare
problemen.
16
LET OP