Besturingsorganen
Tractiepedaal (Afb. 8)—Regelt de voorwaartse en
achterwaartse verplaatsing van de machine. Trap de bovenkant
van het pedaal in om vooruit te rijden en trap de onderkant van
het pedaal in om achteruit te rijden. De voortbewegingssnelheid
is afhankelijk van hoe ver het pedaal ingetrapt wordt. Om de
maximale snelheid te bereiken als de machine onbelast is, moet
u het pedaal volledig intrappen terwijl de gashendel in de
FAST/SNEL positie staat.
Om de machine te laten stoppen vermindert u de druk van uw
voet op het tractiepedaal en laat u dit opkomen naar de centrale
positie.
Rempedalen (Afb. 8)—Twee pedalen besturen de
onafhankelijke wielremmen die assisteren bij het draaien. De
pedalen zijn ook voor het bedienen van de parkeerrem en
verbeteren de tractie op hellingen. De pedalen kunnen gekoppeld
worden zodat ze fungeren als een parkeerrem.
Parkeerremvergrendeling (Afb. 8)—Een knop links op de
console activeert de parkeerremvergrendeling. Om de
parkeerrem in te schakelen, koppelt u de pedalen met behulp van
de vergrendelband, trapt u beide pedalen in en trekt u vervolgens
de parkeerremvergrendeling uit. Om de parkeerrem te
ontgrendelen trapt u op beide pedalen totdat de
parkeerremvergrendeling weer ingetrokken wordt.
Hendel voor het kantelen van het stuurwiel (Afb. 8)—Deze
hendel bevindt zich aan de achterkant van de stuurkolom. Druk
de hendel omlaag om het stuurwiel naar voren of achteren te
verzetten in de gewenste werkpositie, en laat de hendel opkomen
om de afstelling vast te zetten.
Lifthendel (Afb. 9)—De hendel is voor het ophalen en neerlaten
van de maai-eenheid.
Schakelaar van de aftakas (Afb. 9)—De schakelaar van de
aftakas kan in drie posities gezet worden: ON/AAN
(inschakelen), Neutral/Neutraalstand, en OFF/AF (uitschakelen).
Duw de schakelaar van de aftakas voorzichtig naar voren naar de
ON/AAN-positie om het appendage of de messenkooien in te
schakelen. Haal de schakelaar voorzichtig naar achteren naar de
OFF/AF-positie om het appendage uit te schakelen. De
schakelaar van de aftakas mag alleen in de ON/AAN-positie
staan als het appendage of de maai-eenheid neergelaten is in de
"werkpositie".
Startschakelaar (Afb. 9)—Drie posities: OFF/AF, ON/Preheat
(AAN/Voorgloeien), en START.
14
3
2
Afbeelding 8
1.
Tractiepedaal
2.
Rempedalen
3.
Parkeerremvergrendeling
4.
Hendel voor het kantelen van het stuurwiel
1
3
2
4
14
16
15
Afbeelding 9
1.
Lifthendel
2.
Schakelaar aftakas
3.
Startschakelaar
4.
Laadindicator
5.
Waarschuwingslampje te laag waterpeil
6.
Waarschuwingslampje motorkoelvloeistoftemperatuur
7.
Waarschuwingslampje motoroliedruk
8.
Gloeibougie-indicatielampje
9.
Indicatielampje water in brandstof
10. Temperatuurmeter
11.
Temperatuur-resetknop
12. Urenteller
13. Brandstofmeter
14. Gashendel
15. Hoog-laag snelheidsregeling
16. Cruise control (optie)
1
4
5
8
6
7
9
10
13
11
12