8
Bediening
8.8.2 Procedure
Volg deze procedure:
1. Druk op het midden van de navigatietoets. Er verschijnt een werkbalk.
2. Selecteer in de werkbalk Meting
3. Selecteer in de werkbalk Hot spot
8.9 De laagste temperatuur binnen een gebied
meten
8.9.1 Algemeen
U kunt de laagste temperatuur binnen een gebied meten met behulp van een bewe-
gende spotmeter.
8.9.2 Procedure
Volg deze procedure:
1. Druk op het midden van de navigatietoets. Er verschijnt een werkbalk.
2. Selecteer in de werkbalk Meting
3. Selecteer in de werkbalk Cold spot
8.10 Meethulpmiddelen verbergen
8.10.1 Procedure
Volg deze procedure:
1. Druk op het midden van de navigatietoets. Er verschijnt een werkbalk.
2. Selecteer in de werkbalk Meting
3. Selecteer in de werkbalk Geen metingen
8.11 Het kleurpalet wijzigen
8.11.1 Algemeen
U kunt het kleurpalet wijzigen dat de camera gebruikt om verschillende temperaturen
weer te geven. Een ander palet maakt het wellicht eenvoudiger een afbeelding te
analyseren.
8.11.2 Procedure
Volg deze procedure:
1. Druk op het midden van de navigatietoets. Er verschijnt een werkbalk.
2. Selecteer in de werkbalk Kleur
3. Selecteer een nieuw kleurpalet in de werkbalk.
8.12 Werken met kleuralarmen
8.12.1 Algemeen
Door gebruik te maken van kleuralarmen (isothermen), kunnen afwijkingen eenvoudiger
worden herkend in een infraroodbeeld. De isothermopdracht wijst een contrasterende
kleur toe aan alle pixels met een temperatuur boven of onder het ingestelde
temperatuurniveau.
#T559828; r. AL/42273/42280; nl-NL
. Er verschijnt een werkbalk.
.
. Er verschijnt een werkbalk.
.
. Er verschijnt een werkbalk.
.
. Er verschijnt een werkbalk.
18