Controlelamp oliedruk
Wanneer de lamp na het
aanslaan van de motor blijft
branden of tijdens het rijden
gaat branden, stop dan onmiddellijk,
zet de motor af en controleer het
oliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 117). Vul
direct olie bij wanneer het oliepeil laag
is.
Controlelamp aandrijfre-
gelsysteem (BTCS)
Wanneer het contact wordt
aangezet (stand II), brandt
deze lamp kort ter
bevestiging dat het systeem
operationeel is. Wanneer tijdens het
rijden het systeem wordt
geactiveerd, knippert de lamp. Als na
het aanzetten van het contact de
lamp niet brandt of continu tijdens
het rijden brandt, duidt dit op een
storing. Bij storingen schakelt het
systeem uit. Laat het systeem door
een deskundige controleren.
Controlelamp
waterafscheider
Wanneer de lamp tijdens het
rijden brandt, laat dan zo
spoedig mogelijk het water
in het brandstoffilter aftappen door
een deskundige.
Instrumenten
AKOESTISCHE
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
EN -INDICATIES
Verlichting ingeschakeld
Wanneer bij afgezet contact het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de buitenverlichting niet is
uitgeschakeld, klinkt een gong.
64