Controlelamp airbag
Wanneer het contact wordt
aangezet (stand II) brandt
deze lamp kort ter
bevestiging dat het systeem
operationeel is. Brandt de
controlelamp niet, blijft hij branden, of
brandt hij met intervallen of continu
tijdens het rijden, dan duidt dit op een
storing. Laat dit voor uw eigen
veiligheid door een deskundige
controleren.
Controlelamp remsysteem
WAARSCHUWING
Gaat de lamp branden nadat de
handrem is vrijgezet of tijdens
het rijden, laat dan het remsysteem
onmiddellijk door een deskundige
controleren.
Brandt wanneer de
handrem is aangetrokken.
Controlelampen
remsysteem en ABS
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid.
Druk het rempedaal voorzichtig
in. Druk het rempedaal vooral niet
abrupt in.
Indien beide controlelampen
gelijktijdig branden, stop dan zodra
dit veilig kan. Laat voordat u uw reis
hervat het remsysteem door een
deskundige controleren.
Instrumenten
Richtingaanwijzers
knipperfrequentie waarschuwt voor
een defecte gloeilamp.
Controlelamp motor
Uitvoeringen met een
benzinemotor
Wanneer de lamp bij draaiende
motor brandt, duidt dit op een
storing. Laat dit zo spoedig mogelijk
door een deskundige controleren.
Wanneer de lamp tijdens het
rijdenknippert, minder dan
onmiddellijk snelheid. Blijft de
lamp knipperen, vermijd dan snel
optrekken en krachtig afremmen.
Laat uw auto onmiddellijk door een
deskundige controleren.
Uitvoeringen met een
dieselmotor
N.B.: De controlelamp van de motor
werkt ook als indicator van het
voorgloeisysteem. Zie Een
dieselmotor starten (bladzijde
90).
62
Knippert bij ingeschakelde
richtingaanwijzers. Een
plotselinge toename van de
Zodra de motor is
aangeslagen moet deze
controlelamp uitgaan.