Inbedrijfstelling
Let bij alle werken aan de machine op het volgende:
● Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen.
● Leef de nationale voorschriften en de specifieke voorschriften voor de bedrijfstak na.
● Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1
Zie ook
Veiligheidsaanbevelingen (Pagina 15)
7.1
Controles voor de inbedrijfstelling
Controleer na de montage en voor de inbedrijfstelling van de installatie het volgende:
Opmerking
Controles voor de inbedrijfstelling
De volgende opsomming van controles voor de inbedrijfstelling kan niet volledig zijn. Het is
mogelijk dat er verdere controles volgens de bijzondere, voor de installatie specifieke
verhoudingen noodzakelijk zijn.
● De machine is niet beschadigd.
● De machine is behoorlijk gemonteerd en uitgericht, de aandrijfelementen zijn juist
● Alle bevestigingsbouten, verbindingselementen en elektrische aansluitingen zijn met de
● De bedrijfsvoorwaarden stemmen overeen met de voorziene gegevens volgens de
● Beweeglijke delen, zoals de koppeling, moeten vlot lopen.
● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een
● Borg de inlegspiën voor het testbedrijf of inbedrijfstelling zonder aandrijfelementen met een
SIMOTICS FD 1MQ1
Bedieningshandleiding 01/2019
voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
uitgebalanceerd en ingesteld.
voorgeschreven aanhaalmomenten aangetrokken.
technische documentatie, bv. met betrekking tot de beschermklasse, de
omgevingstemperatuur,....
spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast.
geschikte zekering. Houd hierbij rekening met het balanceertype van de machine.
7
99