Elektrische aansluiting
6.5 Kabels invoeren en aanleggen
6.5.5
Kabel aansluiten met kabelschoenen
1. Kies de kabelschoenen afhankelijk van de benodigde doorsnede van de geleider en het
2. De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende
3. Bevestig de kabelschoen op de juiste wijze aan het kabeleinden, bijvoorbeeld door
4. Isoleer eventueel de kabelschoenhulzen voor het in stand houden van de minimale
5. Bevestig de kabelschoen aan de klemmensteun. Houd daarbij rekening met volgorde van
6. Draai het bevestigingselement
Opmerking
Voor meer informatie zie catalogus D81.8 in hoofdstuk 2.
88
formaat van bevestigingsschroeven of bouten uit. Informatie over de maximale doorsnede
van de geleider voor de standaarduitvoering van de aansluitkast vindt u in de catalogus.
Schuin plaatsen van de aanvoerkabel is alleen toegestaan wanneer de benodigde minimale
luchtafstanden worden nageleefd.
isolatie bijna tot aan de kabelschoen
aan.
samenpersen.
Afbeelding 6-9
Aansluiten met kabelschoen en bevestigingsschroef (Principevoorstelling)
luchtafstanden en het kruiptraject.
de eventueel aanwezige schakelbeugels.
Bij aansluitkasten 1XB7740 en 1XB7750 monteert u de kabelschoen op de contactrail.
Bevestigingselement
Bevestigingsschroef M12
Bevestigingsschroeven M16
Bevestigingsmoeren M12
①
reikt. Sluit per kabelschoen slechts één geleider
②
met het bijbehorende aanhaalmoment aan.
Aanhaalmoment
20 Nm
40 Nm
20 Nm
SIMOTICS FD 1MQ1
Bedieningshandleiding 01/2019