Uitvoeringen met een
informatiedisplay
Bovendien verschijnt een
waarschuwingsbericht op het display.
Brandstofmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Nadat het contact is ingeschakeld, gaan
de volgende waarschuwings- en
controlelampjes kort branden ter
bevestiging dat het systeem operationeel
is.
•
Waarschuwingslampje ABS
•
Waarschuwingslampje airbag
•
Controlelamp remsysteem
•
Controlelamp portier niet goed
gesloten
•
Waarschuwingslampje motor
•
Controlelamp 'Vorst'
•
Waarschuwingslampje laadstroom
•
Controlelamp oliedruk
•
Controlelamp stuurbekrachtiging
•
Controlelamp aandrijflijn.
•
Waarschuwingslampje
stabiliteitsregeling (ESP)
Wanneer een waarschuwings- of
controlelampje bij het inschakelen van het
contact niet gaat branden, duidt dit op
een storing. Laat het systeem zo snel
mogelijk controleren.
Instrumenten
Waarschuwingslampje ABS
blijft gehandhaafd (zonder ABS). Laat het
systeem zo snel mogelijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Waarschuwingslampje airbag
een goed opgeleide monteur controleren.
Lamp remsysteem
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat
branden, controleer dan of de parkeerrem
niet is ingeschakeld. Als de parkeerrem
niet is ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren.
Richtingaanwijzer
inschakelt. Een plotselinge toename van
de knipperfrequentie waarschuwt voor
een defecte gloeilamp.
52
Als dit lampje brandt onder het
rijden, dan duidt dit op een
storing. De normale remwerking
Als dit lampje brandt onder het
rijden, dan duidt dit op een
storing. Laat het systeem door
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
Het controlelampje van de
richtingaanwijzers knippert
wanneer u de richtingaanwijzers