5.2 Systematische controle voor het gebruik
5.2.1 Controle van de motorolie
Bij uitgeschakelde en koude motor de meetstok eruithalen en de oliestand
controleren. De meetstok bevindt zich links onder de motorkap. Trek de
meetstok eruit en met een zuivere doek afwrijven. De meetstok er opnieuw
insteken en nogmaals uithalen.De oliestand ligt tussen de twee gemarkeerde
punten. Indien de stand onder het minimum ligt de olie door de sluitingsdop
(A), dat zich op de motor bevindt, bijvullen tot de maximum stand bereikt
wordt.
5.2.2 Brandstofvoorziening
De algemene regel is : " Voltanken vooraleer de arbeid te beginnen." Zo kan
de rijduur van de machine tot de volgende tankbeurt berekend worden. De
tankcapaciteit bedraagt 9,5 l. De tank is transparant om het niveau te zien. De
tankinhoud is voldoende voor ca 3 werkuren. De tank bevindt zich in de
motorruimte
achter de motorkap. Om de tank te vullen moet er gebruik
gemaakt worden van een kleine blikken bus met een verlengde tuit of van een
trechter met een verlengstuk. Als brandstof moet dieselolie gebruikt worden.
5.2.3 Bandendruk en controle van de toestand
De bandendruk is belangrijk voor de machineprestatie. Daarom is het
noodzakelijk om de bandendruk en de toestand van de banden regelmatig
voor het gebruik te controleren.
Bandendruk (kg / cm³)
18 X 7.00 / 8"
28 X 9.00 / 15 "
5.2.4 Bevestiging van de wielen
Regelmatig de schroeven van de wielbevestiging (120Nm) nakijken.
5.2.5 Controle van de rem
5.2.6 Controle van de koppelingsinstelling
5.2.7 Controle van de lichten en de indicatielampen
LANDBOUWBANDEN
Voorwielen
Achterwielen
0,9 - 2
1,5 - 2