7.
Voorverwarmingscontrolelamp
Het alarmlicht gaat branden bij het verdraaien van de
sleutel van OFF naar ON. Het alarmlicht blijft zolang
branden als de voorverwarming duurt. Na het uitgaan
van de lamp de sleutel naar START draaien en de motor
starten. Bij draaiende motor gaat het licht uit.
8.
Tankinhoud controlelamp
Het alarmlicht gaat branden als de tankinhoud minder
dan 3 liter aangeeft. Er is dan nog voor ca. 80 min.
brandstof aanwezig.
9.
Koelwater – temperatuurindicator
Het controlelampje gaat branden als de temperatuur van
het koelmiddel te hoog is. Bij het branden van het
alarmlicht onmiddellijk de motor uitzetten en het
koelmiddel controleren. Als het niveau opnieuw in orde
is, moet de radiateur gereinigd worden.
10.
Motoroliedruk controlelamp
Het controlelampje gaat branden bij onvoldoende
motorsmering, bij een gebrek aan olie of bij onvoldoende
pompdruk.
Belangrijk
Als het controlelampje brandt bij een draaiende motor onmiddellijk de
motor afzetten. Daarna de oliestand nakijken.
11.
Alarmtoets
Het controlelampje gaat branden wanneer één van
de alarmlichten, die voor de bescherming van de
motor dienen (9-10-12), gaat branden.Bij zo'n alarm
flikkert het alarmlicht en gelijktijdig gaat een
alarmsignaal, gedurende 3 sec., af. Deze procedure
herhaalt zich elke minuut gedurende 1 sec. net
zolang tot de storing verholpen is. Aanzetten.