12.
Batterijspanning
Het controlelampje gaat branden als de lichtmachine de
batterij bij draaiende motor niet oplaadt. Bij draaiende
motor mag dit lampje niet branden.
13.
Toets (totaal) : Voor de totale bedrijfsuren weergave
14.
Toets (gedeeltelijk) : Voor gedeeltelijke bedrijfsuren
15.
Weergave voor volgende indicatoren
Motortoerenteller, motor – en hydraulische olie, oliefilterwissel
16.
Omschakeltoets op het weergavebord
Motortoerenteller , motor – en hydraulische olie, oliefilterwissel
FUNCTIE VAN DE INSTRUMENTEN
Bij het aanzetten van het contact gaat het instrument een korte test
doen. Het schakelt alle segmenten van het weergavebord aan. De
getallenweergave (15) visualiseert de bedrijfsuren tot het stilstaan van
de motor.Om de onderhoudsstand te visualiseren toets (16) indrukken.
En het weergavebord toont elke 3 sec. de twee drempelwaarden met
betrekking tot de motorolie (op E) en de olieaandrijving (op H).
Voor de eerste drie seconden wordt de dwarsligger aangeduid en voor
de volgende drie seconden de tijd tot het volgende onderhoud.Zodra
de motor draait, toont de getallenweergave (15) de motortoerenteller
per minuut. Om de voertuigsnelheid te zien, moet toets (16) ingedrukt
worden. Om terug naar de motortoerenteller te gaan nogmaals op toets
(16) drukken.
FUNCTIE VAN DE MOTORURENTELLER
De bedrijfsuren van de motor worden enkel bij een draaiende motor
met een toerental van meer dan 500 u/min geregistreerd. De uren
worden door een accu, type EPROM, vastgehouden. Deze wordt alle 6
minuten aangevuld.