De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte. De maaihoogte kan in zeven
standen worden gezet, van ongeveer 25 tot 102 mm.
Belangrijk: U moet de snijhoogtehendel in de
hoogste positie zetten (7) als u de machine van het
gras rijdt, om beschadiging van de maaimessen
te voorkomen.
1. Druk op de knop op de grashoogtehendel en houd
de knop ingedrukt (Figuur 7).
1. Maaihoogtehendel
2. Zet de maaihoogtehendel in de gewenste stand.
3. Laat de knop los.
Afvoerplaat instellen
Met het afvoerplaat verandert u de grootte van de
afvoeropening ten behoeve van de werking van de VOL
indicator van de grasvanger.
1. Verwijder de grasvanger, zie Grasvanger
verwijderen.
2. Draai de 2 moeren op de afvoerplaat los en schuif
de plaat, afhankelijk van de maaiomstandigheden,
omhoog als u kort, droog gras maait of omlaag als
u lang, nat gras maait (Figuur 8).
Figuur 7
1. Plaat
3. Draai de moeren vast.
4. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren.
Maatwielen van de
maaimachine afstellen
Met behulp van de voorwielen van de maaimachine
kunt u de machine over ongelijk terrein laten rijden. De
wielen van de maaimachine moeten zich altijd in het
laagste gat in de wielbeugel bevinden (Figuur 9).
1. Wiel
Motor starten
1. Open de brandstofafsluitklep deze bevindt zich
tussen de brandstoftank en de motor (Figuur 10).
13
Figuur 8
2. Moeren
Figuur 9
2. Onderste gat