SCHÄFFER MASCHINENFABRIK GmbH
Auf den Thränen/ 59597 Erwitte/ Tel.: 02943/9709-0/ Fax.: 02943/9709-50
4.3 Tanken
•
Het peil van de brandstof moet boven de ondergrens van de brandstofpeilaanduiding
staan.
•
De tank zover vullen tot de diesel ongeveer in het midden van de tankhals staat. Er
mag niet teveel diesel ingedaan worden!
Er moet dieselbrandstof volgens EN 590 gebruikt worden, het cetaangetal moet meer
dan 45 bedragen. De kwaliteitsklasse van de diesel is volgens ASTM D 975.
•
Gebruik tijdens het vullen van de brandstoftank een filter, want
vuil of zand in de brandstof kunnen storingen in de brandstofin-
jectiepomp veroorzaken!
•
Gebruik als brandstof slechts dun vloeiende diesel. Geen andere
brandstof gebruiken, omdat deze in de kwaliteit onbekend en zo-
doende onder omstandigheden minderwaardiger van kwaliteit is.
De in de cetaanvalentie zeer lage kerosine beïnvloedt de motor
op nadelige wijze. Al naargelang de hoogte van de buitentempe-
Belangrijk!
ratuur verschilt dun vloeiende dieselbrandstof uit de kwaliteits-
klassen!
•
Laat de brandstoftank niet volledig leeglopen. Er dringt lucht in
het brandstofsysteem door, wat een ontluchting voor de volgen-
de ingebruikneming van de motor nodig maakt!
2030/0021/2012
De vulopening voor de dieseltank bevindt zich
linksachter op de voorwagen.
Gebruik van RME (raapzaad-methylester) of FAME
(Fatty Acid Methyl Ester) is mogelijk. Zie hiervoor
paragraaf 4.3.1.
Na het tanken de vulopening zorgvuldig dichtma-
ken.
72