5
Printmodus
5.1
Richtlijn om de printkop te beschermen
!
Opgepast!
Beschadiging van de printkop door ondeskundige behandeling!
Onderkant van de printkop niet met vingers of scherpe voorwerpen aanraken.
Erop letten dat er zich geen vuil op de etiketten bevindt.
Op gladde etiketoppervlakken letten. Ruwe etiketten werken zoals schuurpapier en verkorten de
levensduur van de printkop.
Met een zo gering mogelijke printkoptemperatuur printen.
5.2
Synchronisatie van de papierloop
Na het inleggen van het etiketmateriaal is in de dispensermodus een synchronisatie van de papierloop vereist. Hierbij
wordt het eerste door de etiketsensor herkende etiket in printpositie gebracht en alle daarvoor liggende etiketten
worden uit de printer getransporteerd. Dat verhindert dat lege etiketten in de dispensermodus samen met het eerste
bedrukte etiket gebruikt worden. Dit zou het eerste etiket onbruikbaar kunnen maken.
Toets feed indrukken om de synchronisatie te starten.
De lege etiketten die bij de toevoer zijn gebruikt verwijderen.
i
Opmerking!
Een synchronisatieloop is niet nodig als tussen verschillende printopdrachten zowel de printkop als het
treksysteem niet geopend worden, ook als de printer uitgeschakeld was.
5.3
Dispensermodus
In de dispensermodus worden de etiketten na het printen automatisch van het dragermateriaal losgemaakt en zijn ze
klaar om uitgenomen te worden.
!
Opgepast!
Dispensermodus in de software activeren.
In de directe programmering gebeurt dit met het "P-commando" "Programmeerhandleiding".
i
Opmerking!
Het printen van een etiket kan via het externe signaal START of WDR (Ingangbeschrijving) worden
geannuleerd.
Bij gebruik zonder cab-applicator moet het wegnemen van het etiket uit de dispensormodus bevestigd
worden via het signaal ETE ( Ingangbeschrijving).
Met een aangesloten cab-applicator wordt het signaal ETE automatisch gegeven.
5.4
Lint besparing
In langere gedeelten waarbij er geen informatie moet worden geprint, wordt de printkop tijdens de etikettentoevoer
opgeheven en het folietransport wordt onderdrukt. Dat leidt tot een besparing bij het verbruik van transferfolie. De
minimale lengte van het onbedrukte gedeelte voor de modus van de foliebesparing is vastgelegd in de firmware en
afhankelijk van de printsnelheid.
De activering van het foliebesparingsautomatisme kan permanent gebeuren in de printerconfiguratie ( Configuratie-
handleiding) of op opdracht via de programmatie ( Programmahandleiding).
21