Rijden
De richting wordt bepaald door de stand
van de rijhendel (11).
Naar voren duwen = naar voren rijden
rijhendel over de nulstand,
naar achteren duwen = naar
rijden.
De rijsnelheid wordt bepaald door de
mate waarin de rijhendel wordt bewo-
gen.
Tijdens het werk en het rijden moet de
motor altijd op het maximum toerental
lopen.
Remmen
De machine wordt bij lopende dieselmo-
tor afgeremd door middel van de rijhy-
draulica. Wanneer u de rijhendel (11) terugbeweegt naar de "0"-stand, reduceert u
ook de transporthoeveelheden van de pompen. De snelheid wordt minder totdat de
machine stilstaat.
Rijsnelheden
- Hendel (1) op de stand Snel zetten om de machine naar een andere werkplek te
rijden.
- Hendel (1) op de stand Rijsnelheid tijdens het inbouwen van het wegdek.
Verschillende rijsnelheden leiden tot verschillende voorcompressies.
Aanwijzingen voor het rijden
- Bij transportritten moet de balk omhoog worden gezet op de transportstand.
- De hendel Balk omhoog-/omlaagzetten op de 0-stand zetten. De drijfstand is daar-
door uitgeschakeld.
- Voordat u over een brug rijdt, dient u na te gaan of het draagvermogen van de brug
voldoende is voor het bedrijfsgewicht van de machine.
- Ga na of de doorrijbreedte voldoende is. Laat u aanwijzingen geven.
- Bij het vullen van de machine moet iemand aanwijzingen geven aan de vrachtwa-
genchauffeur.
- Draait de machine nooit op vers ingebouwd wegdek.
D 24
achteren
1
Element2_F4_F5CS_2.wmf
11