11. Geavanceerde instructies
[Bovenrand]
[Onderrand]
Afdrukken van het formaat
Druk, met gebruik van de computer en het apparaat, het formaat af dat overeen komt met de afmeting
van het papier waarvoor de beeldpositie moet worden aangepast.
1.
Druk het formaat continu af op beide zijden van 10 vellen.
Het formaat heeft pijlen op 4 hoeken.
2.
Meet de lengte van de aangegeven onderdelen op het 6e vel van de geprinte kopieën
van het formaat.
Meet met gebruik van de liniaal en de vergroter de lengte van elke hoek van het papier en de punt
van zijn aangrenzende pijl, en de lengte tussen de punten van de pijlen met een schaal van 0,1
mm.
2
3
4
5
1. Lengte tussen de punten van elke pijl
2. Lengte tussen elke hoek en de punt van zijn aangrenzende pijl
3. Lengte tussen de punten van elke pijl
4. Lengte tussen elke hoek en de punt van zijn aangrenzende pijl
5. Lengte tussen elke hoek en de punt van zijn aangrenzende pijl
6. Lengte tussen de punten van elke pijl
7. Lengte tussen elke hoek en de punt van zijn aangrenzende pijl
8. Lengte tussen de punten van elke pijl
3.
Schrijf de gemeten waarde op binnen het raamwerk van het formaat.
Meet in totaal (inclusief beide zijden van het vel) de positie van 16 onderdelen.
198
1
8
7
6
DFP493