Hendel voor stuurwielvergrendeling
Draai de hendel (Fig. 23) naar voren om het stuurwiel te
verstellen, hoger of lager te zetten overeenkomstig de
wensen van de bestuurder en draai daarna de hendel naar
achteren om het stuurwiel in de gekozen stand en hoogte te
vergrendelen.
Figuur 23
1. Hendel voor stuurwielvergrendeling
Vergrendelknop van stuurstangarm
Draai de knop los (Fig. 24) totdat de borst van de knop
vrijkomt uit de inkepingen in de stuurstangarm. Zet de
stuurstangarm hoger of lager op de gewenste hoogte terwijl
u de borst van de knop recht voor een inkeping in de
stuurstangarm houdt. Draai de knop vast om de afstelling te
borgen.
2
1
Figuur 24
1. Vergrendelknop van
stuurstangarm
Voorzichtig
Probeer de vergrendelknop van de stuurstangarm
niet af te stellen terwijl de machine in gebruik is.
Stop de machine en verwijder het sleuteltje uit het
contact voordat u de stuurstangarm afstelt.
Brandstofafsluitklep
Sluit de brandstofafsluitklep onder de benzinetank
(Fig. 25), alvorens de machine op te slaan of te
transporteren op een vrachtwagen of een aanhanger.
1
2. Inkepingen in
stuurstangarm
22
Figuur 25
1. Brandstofafsluitklep (onder benzinetank)
Inrijperiode
Voor olieverversingsbeurten en aanbevolen
onderhoudsprocedures tijdens de inrijperiode, zie de
Gebruikershandleiding van de motor, die u hebt gekregen
bij de machine.
Voor de inrijperiode is 8 uur maaien genoeg.
Aangezien de eerste bedrijfsuren van cruciaal belang zijn
voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst,
moet u de werking en de prestaties van de machine scherp
in het oog houden zodat kleine gebreken die later grote
problemen kunnen veroorzaken, worden opgemerkt en
verholpen. Controleer de machine tijdens de inrijperiode
veelvuldig op olielekken, losse bevestigingen of andere
gebreken.
Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal
functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken
(inrijden) voordat u de machine gaat gebruiken. Om de
remmen gebruiksklaar te maken, moet u de machine op
maaisnelheid laten rijden en stevig remmen totdat de
remmen heet zijn., zoals blijkt uit hun geur. Na de
inrijprocedure zullen de remmen misschien moeten worden
afgesteld; zie Remmen afstellen, blz. 36.
Motor starten
Opmerking: Controleer de ruimte onder de maaidekken
om er zeker van te zijn dat deze vrij van rommel is.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de bediening van de hefinrichting
uit en zet de schakelhendel in de neutraalstand.
2. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het
pedaal in de neutraalstand staat.
3. Zet de chokehendel op Dicht (uitsluitend als u een
koude motor start) en de gashendel op halfgas.
4. Steek het sleuteltje in het contact en draai dit naar rechts
totdat de motor start. Nadat de motor is gestart, kunt u
met behulp van de choke de motor regelmatig laten
lopen. Zodra dit mogelijk is, opent u de choke door de
chokehendel naar achteren te trekken en op Uit te
zetten. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of
nauwelijks te worden gebruikt.
1