Gashendel
De gashendel (Fig. 20) biedt de bestuurder de mogelijkheid
het toerental van de motor te regelen. U verhoogt het
toerental van de motor door de gashendel naar Snel te
bewegen; u verlaagt het toerental van de motor door de
gashendel naar Langzaam te bewegen.
Opmerking: U kunt de motor niet afzetten met de
gashendel.
2
Figuur 20
1. Gashendel
2. Chokehendel
Choke
Om een koude motor te starten, sluit u de choke van de
carburateur door de chokehendel (Fig. 20) op Dicht te
zetten. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de
choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk
is, opent u de choke door de chokehendel naar achteren te
trekken en op Open te zetten. Als de motor warm is, hoeft
de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.
Lekdetectortest-/lichtschakelaar
Beweeg de schakelaar (Fig. 20) vanuit de middelste
bedieningsstand naar achteren om de werking van het alarm
van de lekdetector en de tijdvertraging te controleren.
Beweeg de schakelaar naar voren om de (optionele)
verlichting te controleren.
Contactschakelaar
Steek het sleuteltje in het contact (Fig. 22) en draai dit zo
ver mogelijk naar rechts op Start om de motor te starten.
Laat het sleuteltje direct los als de motor start; het sleuteltje
komt automatisch op Aan. Draai het contactsleuteltje naar
links op Uit om de motor af te zetten.
Urenteller
De urenteller (op het linker bedieningspaneel) toont het
aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest. De
urenteller gaat lopen als de contactschakelaar op Aan staat.
1
3
3. Lekdetectortest-/licht-
schakelaar
21
Instelhendel bestuurdersstoel
Met deze hendel op de voorkant van de stoel (Fig. 21) kunt
u de stoel 10 cm naar voren en naar achteren schuiven.
Figuur 21
1. Instelhendel bestuurdersstoel
Bedieningshendel van hefinrichting (voor
opheffen/neerlaten van maaidekken)
Als u de hendel (Fig. 22) tijdens het gebruik naar voren
beweegt, laat u de maaidekken neer en start u de
messenkooien. Om de messenkooien tot stilstand te
brengen en de maaidekken op te heffen, moet u de hendel
naar achteren trekken. Tijdens het maaien kunt u de
messenkooien tot stilstand brengen door de hendel eventjes
naar achteren te trekken en dan los te laten. U stelt de
messenkooien weer in werking door de hendel naar voren
te bewegen.
3
Figuur 22
1. Schakelhendel
2. Contactschakelaar
Schakelhendel
De schakelhendel (Fig. 22) heeft twee tractiestanden plus
een neutraalstand. U kunt van maaien naar transport en van
transport naar maaien schakelen (niet naar de neutraalstand)
als de machine in beweging is. De machine zal geen schade
oplopen.
Achterste stand – Neutraalstand en wetten
Middelste stand – Maaien
Voorste stand – Transport
1
1
2
3. Bedieningshendel van
hefinrichting