Toerentalregelaar
Met DIP-schakelaar 5 in de besturingseenheid kunnen twee
toerentalregelaars worden gekozen. De ene regelaar is zachter en
wordt gebruikt als verende riemen, zoals ronde riemen, platte
riemen en verende V-snaren, zijn gemonteerd. DIP-schakelaar 5
moet dan in de stand "OFF" staan. De andere regelaar is sneller
en stijver. Deze is bedoeld voor stugge V-snaren. DIP-schakelaar
5 moet dan in de stand "ON" staan.
Als de stijve regelaar geen gelijkmatig bedrijf toelaat, kan bij
maximaal toerental=100% een nog stijvere en snellere regelaar
worden gekozen door de DIP-schakelaars 5 en 7 in de stand
"ON" en DIP-schakelaar 8 in de stand "OFF" te zetten.
Parallelschakeling
Bij parallel gebruik van meerdere roterende warmtewisselaars en
één stuursignaal/sensor, moet elke warmtewisselaarrotor worden
voorzien
van
besturingseenheid). Het stuursignaal moet aan de hand van de
schakelaanwijzingen
aandrijfsysteem, terwijl de andere besturingseenheden worden
aangesloten door aansluitklem 33 resp. aansluitklem 34 aan te
sluiten op aansluitklem 33 resp. aansluitklem 34 van de eerste
besturingseenheid.
De DIP-schakelaars van de eerste besturingseenheid worden
ingesteld volgens ""Instellingen van de DIP-schakelaars"". Bij de
andere besturingseenheden worden DIP 1 en 3 ingesteld volgens
""Instellingen van de DIP-schakelaars"" terwijl DIP 2 altijd als
volgt wordt ingesteld:
De besturingseenheden hebben hun eigen alarmfuncties. De
alarmuitgangen kunnen echter parallel of in serie worden
geschakeld om een groepsgewijze alarmfunctie te realiseren.
Model E kan ook het analoge uitgangssignaal gebruiken om
andere aandrijfsystemen aan te sturen. Aansluitklem 54(—) resp.
aansluitklem 55(+) wordt aangesloten op 34(—) resp. 33(+). Bij
INSTALLATIE EN AANSLUITING
ON
5
een
eigen
aandrijfsysteem
worden
aangesloten
ON
2
7 8
(motor
op
en
het
eerste
17