Er dient een aan-/uitschakelaar te worden geïnstalleerd tussen
de netaansluiting en de besturingseenheid. Als de netspanning
wordt uitgeschakeld, wordt een alarmsignaal gegeven betreffende
het uitvallen van de spanning.
WAARSCHUWING! Er mogen geen magneetschakelaars
worden aangesloten tussen de motor en de
besturingseenheid.
Uitschakelen
Als men de rotor van de warmtewisselaar wil uitschakelen
(bijvoorbeeld 's nachts), kan dit worden gedaan met behulp van
een relais in serie met het stuursignaal, dat het signaal naar
aansluitklem 33 (stuursignaal) verbreekt. Er wordt dan geen alarm
geproduceerd voor netuitval. Vanzelfsprekend kan voor dezelfde
functie het stuursignaal ook worden teruggezet op minimale
waarde. Met een laag stuursignaal of volledig zonder stuursignaal
gaat het aandrijfsysteem in de schoonblaasmodus.
EMC-aanbevelingen
Om te voldoen aan de Europese EMC-richtlijn 89/336/EEG
(Elektromagnetische
voorschriften in acht worden genomen:
• De motorkabel dient zo dicht mogelijk bij de kast van de
warmtewisselaar te worden gelegd. Als de kabel te lang is,
dient het overblijvende gedeelte bijvoorbeeld in de vorm van
een 8 te worden gelegd. Het oppervlak dat de kabel omgeeft
dient zo gering mogelijk te worden gemaakt. Gebruik hier-
voor isolatietape of kabelbandjes.
Fig. 3
Als een stuk motorkabel overblijft, moet dit stuk zo worden verzameld
dat het oppervlak dat wordt omgeven zo klein mogelijk is.
12
compatibiliteit)
INSTALLATIE EN AANSLUITING
moeten
de
volgende