V E I L I G H E I D S I N S T R U C T I E S Gebruiksaanwijzing er voor worden gezorgd dat het ventilatiesysteem goed is afgedekt); Lees eerst deze gebruiksaanwijzing! - de vrije ventilatie van de Compact Drive is gegaran- Algemene veiligheidsmaatregelen deerd (relevante informatie van de producent moet in acht worden genomen);...
Pagina 4
Het openen van de frequentieregelaar Voorzorgsmaatregelen gedurende de Autoreset Als de automatische reset actief is, zal de motor auto- GEVAAR! SCHAKEL ALTIJD DE NETSPANNING matisch herstarten op voorwaarde dat de oorzaak van UIT VOORDAT U DE FREQUENTIEREGELAAR de fout weggenomen is. Neem indien nodig gepaste OPENT EN WACHT TEN MINSTE 5 MINUTEN voorzorgsmaatregelen.
Pagina 5
Wanneer de Compact Drive wordt gebruikt voor Controleer voordat u de Compact Drive start of aan toepassingen in de open lucht, moeten maatregelen alle veiligheidsbepalingen is voldaan. Dit geldt ook worden getroffen om deze te beschermen tegen directe voor de bediening en de elektrische afkoppeling van de weersinvloeden Compact Drive.
I N H O U D S O P G A V E A L G E M E N E I N F O R M A T I E ..9 4.2.5 Reset en Autoreset bediening ........
Pagina 7
5.4.8 Rem los tijd [317] ............. 36 5.5.18 AnOut 1 functie [431] ..........52 5.4.9 Rem inschakeltijd [318] ........... 37 5.5.19 AnOut 1 Set-up [432]..........52 5.4.10 Rem-vasthoudtijd [319]..........37 5.5.20 AnOut 1 Offset [433]..........52 5.4.11 Vector Rem [31A] ............37 5.5.21 AnOut 1 Versterking [434]........
Pagina 8
L I J S T V A N T A B E L L E N 5.9.16 Digitale comparator 1 [825]........63 5.9.17 Digitale comparator 2 [826]........63 Tabel 1 Normen ..............11 5.9.18 Logische uitgang Y [830].......... 64 Tabel 2 LED indicatie............
Pagina 9
L I J S T V A N T E K E N I N G E N Fig. 59 Status Analoge ingang ..........57 Fig. 60 Trip 3 ................. 58 Fig. 1 Typenummer ............. 10 Fig. 61 Alarmfuncties............61 Fig.
A L G E M E N E I N F O R M A T I E Inleiding Beschrijving De frequentieregelaar is bedoeld voor het regelen van Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de installatie en het het toerental en het koppel van standaard driefasen gebruik van de frequentieregelaars met de volgende asynchrone elektromotoren.
Gebruik van de Typenummer gebruiksaanwijzing Fig. 1 geeft een voorbeeld van de typecode numme- ring die wordt gebruikt op alle VFB/VFX regelaars. Binnen deze gebruiksaanwijzing wordt het woord “regelaar” gebruikt om de gehele frequentieregelaar als Voorbeeld compleet apparaat aan te duiden. Example: Controleer of het softwareversienummer op de eer- CDX 40-026-...
Normen De regelaars die in deze gebruiksaanwijzing beschreven zijn, voldoen aan de normen zoals genoemd in Tabel 1, met inachtneming van de Machinerichtlijn, de EMC- richtlijn en de Laagspanningsrichtlijn. Zie de Verkla- ringen van Overeenstemming en het Fabrikantencerti- ficaat. Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie.
A A N S L U I T E N E N B E D I E N E N V A N M O D E L N E N M O D E L C Model N 2.1.2 Statusdisplay met lampjes Op de voorzijde bevindt zich een statusdisplay met drie lampjes, zie afbeelding 4.
2.1.3 Aansluitvoorbeeld LET OP! Dit voorbeeld laat de instellingen van de aansluitklem- men zien op basis van de standaardfabrieksinstelling. U hebt De aansluitklemmen voor de externe aansturing zitten het optionele draagbare bedieningspaneel nodig om de func- achter deksel van de aansluitruimte op de frequentiere- ties te wijzigen (zie hoofdstuk 4., pag.
Model C Tabel 3 Vergrendelde functies 2.2.1 Algemeen MENU Functies Instelling Dit model moet worden bediend met het bedienings- Ref Besturing Klemmen paneel op de voorkant van de frequentieregelaar. Op de frequentieregelaar bevinden zich vier besturings- Run/Stop Signaal Klemmen toetsen en een statusdisplay met drie LED-lampjes. DigIn 1 Model C kan worden gebruikt in combinatie met het draagbare bedieningspaneel (optie HCP).
2.2.3 Vorbeeld LET OP! Dit voorbeeld laat de instellingen van de aansluitklem- men zien op basis van de standaardfabrieksinstelling. U hebt De aansluitklemmen voor de externe aansturing zitten het optionele draagbare bedieningspaneel nodig om de func- achter de deksel van de aansluitruimte op de frequen- ties te wijzigen (zie hoofdstuk 4., pag.
I N S T A L L A T I E E N A A N S L U I T I N G Stuursignaal aansluitingen, LET OP! De functie van de in- en uitgangen die in tabel 6 beschreven staan zijn de fabrieksinstellingen. Zie hoofdstuk 5., fabrieksinstellingen pag.
Stuurstroomsignaal aanslui- tingen volgens EMC-richtlijnen Druk- sensor voor- VOORZICHTIG! Om te voldoen aan de EMC- Controlprint beeld richtlijn (zie § 1.6, pag. 11) is het absoluut noodzakelijk dat de installatievoorschriften in deze handleiding goed worden opgevolgd. Voor verdere gedetailleerde informatie over EMC- DCDC richtlijnen en frequentieregelaars zie de installatievoorschriften "EMC-richtlijn en...
Stopcategorieën en noodstop 3.2.4 Getwiste kabels Analoge en digitale signalen zijn minder gevoelig voor De volgende informatie is belangrijk als er noodcircuits interferentie, als de kabels waarover ze lopen "getwist" nodig zijn of worden gebruikt in de installatie waar een zijn.
B E D I E N I N G V A N D E F R E Q U E N T I E R E G E L A A R Als de netspanning wordt aangesloten, zullen alle instellingen vanuit niet-vluchtig geheugen...
4.1.2 LED indicatie 4.1.4 Besturingstoetsen De groene en rode LED’s op het bedieningspaneel De besturingstoetsen geven Run, Stop of Reset com- hebben de volgende functies: mando's direct vanaf het bedieningspaneel. Als fabrieksinstelling zijn de toetsen uitgeschakeld. Met de functie Run/Stop Ctrl [213] kunnen de toetsen wor- den geactiveerd.
4.1.6 Menuopbouw 300 PARAMETER SETS Het menu bestaat uit 3 niveaus. 4 Parameter Sets met parameters als Acc/Dec-tijden, • Hoofdmenu:Dit is het hoogste niveau toerental- en koppelinstellingen, PID-regeling. Elke (telt in honderdtallen) parameter set kan extern worden geselecteerd via een •...
4.1.9 Programmeervoorbeeld Dit voorbeeld laat zien hoe een wijziging van de Acc. Tijd instelling van 2.0 s naar 4.0 s geprogrammeerd moet worden. De knipperende cursor duidt erop dat er een wijzi- ging heeft plaatsgevonden maar nog niet is opgeslagen. Als op dit moment de voeding uitvalt, zal de wijziging niet worden opgeslagen.
De bediening van de functies Stop Als de ingang LAAG wordt gemaakt, zal de regelaar Run, Stop, Enable en Reset uitgeschakeld worden volgens de stop Mode die is Als fabrieksinstelling zijn alle Run/Stop commando's ingesteld in venster [315] (zie § 5.4.6, pagina 37). geprogrammeerd om op afstand bediend te worden via De figuur toont de werking van de ingang Enable en de ingangen op de klemmenstrook 1-22 op het bedie-...
De ingangen Enable en Stop moeten continu HOOG zijn om welk Run-Rechts of Run-Links commando INGANGEN dan ook te kunnen accepteren. Als zowel de ingangen ENABLE RunR als RunL actief zijn, dan stopt de regelaar vol- gens de gekozen Stop Mode. Fig. 24 geeft een voor- STOP beeld van een mogelijke opdrachtenreeks.
Algehele blokkering door de functie Rotatie De Parameter Set-keuze vindt plaats met behulp van de [214]. functie Kies Set [234] (Zie § 5.3.20, pag. 32). Hier Met deze functie kan de draairichting Links of wordt geselecteerd hoe de Parameter Sets gekozen Rechts geblokkeerd worden.
Gebruik van het geheugen van Tabel 12 Parameter Set functies het bedieningspaneel Run/Stop[310] Het bedieningspaneel (afgekort: BP) heeft twee geheu- genbanken genaamd Geheugen1 en Geheugen2. Nor- Acc. Tijd [311] maal gesproken zullen alle instellingen, bij het uitzetten Acc. Helling [312] Dec.
F U N C T I E B E S C H R I J V I N G V A N H E T M E N U S E T - U P LET OP! Functies met een asterisk * (sterretje) kunnen ook Toerental, Koppel, Asvermogen, El Ver- worden gewijzigd tijdens de Run Mode.
Hoofdinstellingen [200] 212 Ref Signaal Het hoofdmenu met de belangrijkste instellingen om Klemmen de regelaar in bedrijf te krijgen, bijv. motor data, aan- drijfgegevens, algemene instellingen en opties. De referentie wordt ingesteld via de Comm seriële communicatiepoort (RS 485, 5.3.1 Bedrijf [210] veldbus, zie §...
Bij DigIn1 heeft men voor het geven van de commando's de keuze tussen de Stuurcommando’s via toetsen seriële comm.poort en het toetsen- Comm/ op BP bord. Zie Fig. 32. DigIn 1 DigIn1=Hoog: Signaal via Toetsen DigIn1=Laag: Signaal via Comm. Besturing De commando's worden gegeven via de optie connector, afhankelijk van de Stuurcommando’s...
5.3.6 Niveau/Flanksturing [215] 5.3.10 Motorfrequentie [223] Stelt de wijze van sturing via de ingangen RunR en Instelling van de nominale motorfrequentie RunL en Enable in. Zie ook § 4.2, pag. 23 voor meer informatie. 223 Motor Freq 50Hz 215 Niveau/Flank Fabrieksinst.: 50Hz Niveau...
LET OP! Als de ID-Run afgebroken wordt of niet voltooid, zal de Fig. 34 toont de karakteristieken met betrekking tot de melding "Onderbroken!" worden weergegeven. Om opnieuw te nominale stroom en toerental. kunnen starten, moet de ingang Enable weer laag zijn. De voorafgaande gegevens worden dan niet gewijzigd.
5.3.19 Kopieer Set [233] 5.3.21 Laad Fabrieksinstellingen [235] Kopieert de inhoud van een Parameter Set naar een Laadt de vooringestelde waarden op 3 verschillende andere Parameter Set. Een Parameter Set bestaat uit alle niveaus (fabrieksinstellingen). parameters in het submenu Parameter Sets [300]. Zie § 4.3, pag.
5.3.24 Laad de Actieve Parameter Set vanuit het Voorbeeld: • Autoreset = 5 Bedieningspaneel [238] • Binnen 10 minuten treden er 6 trips op. Alleen de actieve Parameter Set wordt vanuit het • Bij de 6e trip is er geen Autoreset, omdat de Auto- Bedieningspaneel geladen.
Parameter Sets [300] 5.3.30 Optie: Seriële Communicatie[260] Instellingen van de optionele seriële ingang. Zie de De parameters in dit hoofdmenu worden beschouwd instructiehandleiding voor seriële communicatie voor als een Parameter Set. Deze parameters zijn hoofdzake- meer informatie. lijk van het type dat vaak wordt aangepast om optimale machineprestaties te verkrijgen.
5.4.5 Deceleratie Helling [314] Stelt het type acceleratieverloop in. Fig. 38. Sync Toerental 314 Dec Helling Stp A: Lineair Fabrieksinst.: Lineair Keuze: Lineair, S-Curve Lineair Lineair acceleratieverloop Acc Tijd [311] Dec Tijd [313] (06-F11) S-Curve S-vormige acceleratieverloop Fig. 36 Acceleratie- en deceleratietijden. 5.4.3 Acceleratie Helling[312] Stelt het type van de acceleratiehelling in.
5.4.7 Stopmode [316] 5.4.8 Rem los tijd [317] Stelt de wijze van stoppen van de motor in als er een Deze Rem los tijd compenseert de tijd die nodig is om stop commando wordt gegeven. een mechanische rem los te laten. Alleen geldig als de Start Mode = Normaal DC (zie §...
5.4.9 Rem inschakeltijd [318] 5.4.12 Quick Stop Tijd [31B] De Rem Inschakel Tijd is de tijd dat de last wordt De Quick Stop Tijd is een snelle deceleratietijd naar 0 gehouden terwijl de mechanisch rem ingeschakeld is. rpm. Deze wordt geactiveerd door één van de pro- Tevens gebruikt om een krachtige stop als transmissies, grammeerbare ingangen DigIn 1, 2, 3, of 4.
5.4.14 Toerentallen [320] 5.4.17 Minimum RPM Mode [323] Submenu met alle instelling met betrekking tot toeren- Om het gedrag van de regelaar bij het minimum- tallen, zoals Min RPM/Max RPM, Jog Toerental, Vast toerental te kiezen. Toerental 1 t/m 7, Skip Toerentallen. 323 Min RPM Mode 5.4.15 Minimum Toerental [321]...
5.4.19 Motor Potentiometer [325] Stelt de eigenschappen van de functie Motorpotentio- meter in. Zie de parameter DigIn 1 [421] § 5.5.13, pag. 50 voor de keuze van de functie Motorpotentio- meter. Max Toerental 325 Motorpot Stp A: Opslag Fabrieksinst.: Opslag Min Toerental Keuze: Niet-vluchtig, Vluchtig...
5.4.25 Jogtoerental [32H] 5.4.27 Toerental-prioriteit Het Jogtoerental commando wordt geactiveerd via één Het actieve toerental referentiesignaal kan vanuit ver- van de digitale ingangen DigIn 1 t/m DigIn 4, zie § scheidene bronnen en functies komen en worden 5.5.13, pag. 50 - § 5.5.16, pag. 51. De digitale ingang geprogrammeerd.
5.4.31 Regelingen [340] 5.4.34 RPM I Tijd [343] Submenu met alle instellingen met betrekking tot de Zie, om de tijd van de interne toerentalregelaar bij te interne PI-en externe PID-regelaar en de functie Flux stellen, de parameter RPM PI Auto Tune [341] § Optimalisatie.
5.4.37 PID P Versterking [346] LET OP! Als de PID Regeling = Aan of Omkeren, dan wordt de ingang AnIn 2 automatisch ingesteld als terug-koppelingang. Stelt de P versterking voor de PID regeling in. Zie ook De referentiebron is in overeenstemming met de instelling van §...
5.4.44 Motor I t Type [354] Kies het gedrag van de I t beveiliging. De I t trip tijd Tussenkringspanning wordt berekend aan de hand van de volgende formule: t=120 x 0.44/((I -1). I2t[355] Onder- 354 Mot I t Type spannings- niveau Trip...
5.4.46 Overspanningsregeling [356] Toe te passen om de overspanningsregeling uit te schakelen indien alleen remmen via remchopper en remweerstand gewenst is.. 356 Overspann Fabriek- sinst.: Bereik: Aan, Uit VFB/VFX I t Functie t=100% t=50% 1000 t in s (06-F108) Fig. 48 I t-functie FUNCTIEBESCHRIJVING VAN HET MENU SET-UP...
I/O [400] 5.5.3 AnIn 1 Set-up [412] Vooringestelde versterking en offset van AnIn 1. De Hoofdmenu met alle instellingen van de standaard in- ingang is bipolair. Dit betekent dat een negatief refe- en uitgangen van de regelaar. rentiesignaal een omkering van de draairichting van de motor tot gevolg zal hebben.
5.5.5 AnIn 1 Versterking [414] 5.5.6 AnIn 1 Bipolair [415] 414 AnIn 1 Verst 415 AnIn 1 Bipol 1.00 Fabrieksinst.: 1,00 Fabrieksinst.: Bereik: -4,00 to +4,00 Keuze: Uit, Aan De ingang is unipolair en kan worden gebruikt voor spanning (0-10VDC) en Vermenigvuldigt AnIn 1 met de ingestelde Verster- stroom (0-20mA).
Pagina 49
Verst = 1.25 100 % Offset = +20% Ref. -10 V 10 V 4-20 mA 100 % Unipolar (06-F24) Fig. 50 Versterkingsfactor= 1,25 en Offset = 20% (Live Zero 4-20mA). Offset -50% 100 % Offset +50% -10 V -5 V 10 V 10mA 20mA...
5.5.9 AnIn 2 Offset [418] De ingang wordt gebruikt als externe trip-ingang (actief laag). De regelaar zal Dezelfde functies als AnIn 1 Offset [413] zie § 5.5.4, Ext Trip (actief reageren alsof hij getript wordt, dus vrij pag. 46. laag) uitlopen om te stoppen.
5.5.22 AnOut 1 Bipolair [435] 5.5.28 Digitale Uitgangen [440] Stelt de uitgang in voor bipolair gebruik. Submenu met alle instellingen met betrekking tot de digitale uitgangen. 435 AnOut1 Bipol 5.5.29 DigOut 1 Functie [441] Stelt de functie van digitale uitgang 1 in. Fabrieksinst.: LET OP! De definities zoals hier beschreven gelden voor de Keuze:...
5.5.31 Relais [450] Het Max of Min Alarm Niveau is bereikt. Alarm Zie § 5.9, pag. 59. Submenu met alle instellingen voor de relaisuitgangen. Het Max of Min Voor-Alarm Niveau is Voor-Alarm 5.5.32 Relais 1 Functie [451] bereikt. Zie § 5.9, pag. 59. Het Max Alarm niveau is bereikt.
Instellen/Bekijken Waarden Uitlezen [600] referentiewaarde [500] Hoofdmenu voor het bekijken van alle huidige opera- tionele gegevens, zoals toerental, koppel, vermogen, Hoofdmenu om de referentiewaarde te bekijken of in enz. te stellen. De uitlezing hangt af van de gekozen aan- drijf- en regelingsmode. 5.7.1 Toerental [610] Geeft het actuele Astoerental weer.
5.7.12 Status Analoge Ingang [6C0] 5.7.16 Energie [6F0] Geeft de status van de Analoge Ingangen aan. Fig. 59. Geeft het totale energieverbruik weer sinds de laatste Reset Energie [6F1] heeft plaatsgehad (zie § 5.7.17, pag. 57). 6CO AI: 1 -100% 6F0 Energie Fig.
Tripgeheugen bekijken [700] 5.7.20 Proces Schaal instellen [6G2] Relateert de proceswaarde aan het toerental. Hoofdmenu voor het bekijken van alle opgeslagen Voorbeeld: tripgegevens. In totaal worden de laatste 10 trips in het Een transportband heeft bij 1200 rpm een snelheid tripgeheugen opgeslagen.
Monitor [800] 5.9.3 Helling Inclusief [812] Maakt de keuze dat de (voor-)alarmsignalen niet wor- Hoofdmenu voor het instellen van de "Last Monitor" den toegestaan tijdens acceleratie/ deceleratie van de functies. motor om valse alarmen te vermijden. 5.9.1 Alarm functies [810] 812 Helling incl De monitorfuncties bieden de mogelijkheid om de fre- quentieregelaar ook als Lastmonitor te gebruiken.
5.9.7 Max Alarm niveau (Overbelasting) [816] Stelt het Max Alarm niveau (Overbelasting) in. 816 Max Alarm 150% Fabrieksinst.: 150% Bereik: 0-400% Het alarmniveau wordt gegeven in % van het nominale koppel T . Normale instelling: 150%. Het Alarm wordt geactiveerd als de ingestelde waarde bereikt is. 5.9.8 Max Voor-Alarm (Overbelasting) [817] Stelt het Max Vooralarm niveau in (Overbelasting).
Pagina 62
Fig. 61 Alarmfuncties FUNCTIEBESCHRIJVING VAN HET MENU SET-UP...
5.9.11 Comparators [820] 5.9.13 Analoge comparator 1, constante [822] Twee analoge comparators vergelijken beschikbare ana- Selecteert het constanteniveau van de analoge loge waarden (met inbegrip van de analoge referentie- comparator overeenkomstig de geselecteerde waarde in ingangen) met een instelbare constante. venster [821].
5.9.18 Logische uitgang Y [830] LET OP! Stel venster 834 in op '·' om de uitdrukking af te sluiten als er slechts twee comparatoren vereist zijn voor Logisch Y. Door middel van een uitdrukkingseditor kunnen de signalen van de comparator logisch worden gecombi- 5.9.19 Y Comp 1 [831] neerd tot de functie Logisch Y.
Pagina 66
5.9.23 Y Comp 3 [835] 5.9.28 Z Operator 2 [844] Selecteert de derde comparator voor de functie Logisch Slecteert de tweede operator voor de functie Logisch Y Comp 3 844 Z Operator 2 & Fabrieksinst.: CD1 Fabrieksinst.: & Selectie: CA1, !A1, CA2, !A2, CD1, !D1, CD2, !D2 &, +, ^, ·...
5.10 Weergave systeem gegevens [900] Hoofdmenu voor het bekijken van alle systeemgege- vens van de frequentieregelaar. 5.10.1 Type [910] Toont het type regelaar volgens het typenummer. Zie § 1.5, pag. 10. De andere opties worden aangegeven op het type- plaatje van de frequentieregelaar. Zie Fig. 64. 910 FO Type CDX40-046 Fig.
F O U T I N D I C A T I E , D I A G N O S E S E N O N D E R H O U D Trips, waarschuwingen en Los van de TRIP indicatoren zijn er nog twee andere indicatoren om te laten zien dat de regelaar zich in een limieten.
Triptoestanden, oorzaken en 6.2.2 Openen van de frequentieregelaar oplossingen GEVAAR! Schakel altijd de netspanning uit als het nodig is om de regelaar te openen en wacht De tabel in deze paragraaf moet worden beschouwd als minstens 5 minuten om de tussen- een basishulpmiddel om de oorzaak van een storing in kringcondensatoren de tijd te geven om te het systeem te vinden en om het probleem op te los-...
Tabel 20 Triptoestand Triptoestand Mogelijke Oorzaak Oplossing - Zorg dat alle drie de fasen goed aangesloten zijn en dat de aansluitklemmen aangedraaid zijn. Te lage tussenkringspanning: - Controleer of de netvoedingsspanning Onderspanning - Te lage of geen voedingsspanning binnen de limieten van de regelaar valt. (alleen - Netspanningsdip veroorzaakt door het - Probeer andere netvoedingsgroepen te...
Pagina 71
Tabel 20 Triptoestand Triptoestand Mogelijke Oorzaak Oplossing - Controleer de koeling van de frequentierege- Temperatuur koellichaam overschreden: laarkast. Zie ook § 8.5, pag. 71. 80° C (waarschuwing bij 75° C) - Controleer de functionaliteit van de inge- - Te hoge omgevingstemperatuur van de bouwde ventilatoren.
Onderhoud De frequentieregelaar is zo ontworpen dat hij geen ser- vice of onderhoud nodig heeft. Er zijn echter enkele punten die regelmatig gecontroleerd moeten worden. Alle frequentieregelaars hebben ingebouwde venti- latoren die automatisch ingeschakeld worden als de temperatuursensor de 60° C bereikt. Dit betekent dat de ventilatoren alleen draaien als de regelaar in bedrijf is en belast wordt.
O P T I E S Handbedieningspaneel De optionele remchopper wordt ingebouwd door de fabrikant en moet worden gespecificeerd op het Het handbedieningspaneel kan worden gebruikt als een moment dat de regelaar wordt besteld. externe handafstandsbediening. De regelaar moet dan worden besteld zonder ingebouwd bedieningspaneel.
T E C H N I S C H E G E G E V E N S Algemene elektrische specificaties Tabel 22 Algemene elektrische specificaties Algemeen Netspanning: 400-415V +10%/-15% 50/60Hz Netfrequentie: 0.95 Arbeidsfactor ingang: 0- Netvoedingsspanning: Uitgangsspanning: Uitgangsfrequentie: 0-100Hz 3.0 kHz ( Schakelfrequentie uitgang: Rendement bij nominale belasting:...
Elektrische typeafhankelijke specificaties Tabel 23 Elektrische specificaties gerelateerd aan het type Nominaal Nominale uitgangs- Max. stroom 60 I Nominale ingangs- MAX, Type Vermogen (400V) stroom I [A,RMS] [A,RMS] stroom I [A,RMS] [kW] CDX40-013 CDX40-018 CDX40-026 CDX40-031 CDX40-037 18.5 CDX40-046 Omgevingscondities Tabel 24 Omgevingscondities Normaal bedrijf -20°C niet con-...
Pagina 76
S E T - U P M E N U L I J S T - Functies met een * kunnen worden veranderd STANDAARD SPECIFIEK terwijl het apparaat in bedrijf (RUN) is. Alarm - Dik omlijnde fabrieksinstellingen (standaard) afhankelijk van de vermogensprint ID en/of Motor Geblokkeerde rotor uit Data instellingen Voedingsstoring...
Pagina 77
STANDAARD SPECIFIEK STANDAARD SPECIFIEK *RPM PI Auto Toerental ..rpm *RPM P Versterking 5.0x Koppel ..%Nm Afhankelijk van Asvermogen ..kW *RPM I Tijd Elektrisch vermogen ..kW *Flux Optimalisatie Uit Stroom ..ARMS *PID Regeling Spanning ..VAC *PID P Versterking 1.0x Frequentie ..Hz *PID I Tijd 1.00s DC Spanning...
Pagina 79
1 0 . L I J S T V A N D E P A R A M E T E R S E T S Table 26 Lijst van parameter-sets STANDAARD Parameter Sets Run/Stop *Acceleratietijd *Acceleratie Helling Lineair *Deceleratietijd *Deceleratie Helling Lineair *Start Mode...
Pagina 80
I N D E X Symbols Certificaat van de Fabrikant ... 11 I2t protection Code blokk ........31 Motor I2t Current ....45 * ..........21, 27 Code deblok ........31 ID run ........... 31 +10VDC voedingsspanning ... 16 Crane Remote Input/Output print 34 Identificatie Run ......
Pagina 81
Motor identificatie run ....31 Referentiesignaal ....28, 55 Minimum Toerental ....38 Motor los ........70 Referentiewaarde instellen ..55 Proceseenheid ......58 Motor Potentiometer ....39, 50 Toerental ......16, 43 Schaal ........58 Motor Toerental ......30 Referentiesignaal ......