Installatie
Algemeen
Aansluiting kanalen luchtaanvoer en rookgasafvoer
Luchtaanvoer en rookgasafvoer
De ketel is geschikt voor bedrijf in
type B waarbij lucht uit de kamer wordt
gebruikt en in type C waarbij lucht van
buiten wordt aangezogen. Het
luchtaanzuig en rookafvoersysteem
moet bereikbaar zijn voor inspectie.
Bij het installeren van de rookgasafvoer
moet men goed letten op de lucht-
dichtheid hiervan om te voorkomen
dat de rookgassen in het circuit voor
de luchtaanvoer terecht komen.
De horizontaal geïnstalleerde buizen
moeten een helling van 3% naar boven
hebben om verzameling van
condenswater te voorkomen.
Om de veiligheid van het rook-
afvoersysteem te garanderen is de
EURON voorzien van een
temperatuursensor (ingesteld op 85°C)
op de afvoercollector.
Bij een installatie van het type B moet
het lokaal, waarin de ketel wordt
geïnstalleerd, voorzien zijn van een
geschikte ventilatieopening, zoals
de voorschriften gebieden. In lokalen
met bijtende dampen (bijvoorbeeld
waslokalen, kapsalons, ruimten waar
galvanische processen plaatsvinden
enz.) is het bijzonder belangrijk om
installaties van het type C te gebruiken,
waarbij verbrandingslucht van buiten
aan wordt gezogen.
Op die manier beschermt men de ketel
tegen de gevolgen van corrosie.
Afvoer van het condenswater
Het hoge energetische rendement leidt
tot condenswater dat moet worden
afgevoerd. Daartoe moet men een
plastic buis gebruiken die zodanig
wordt gemonteerd dat het condens-
water zich niet kan verzamelen in de
ketel. De buizen moeten worden
aangesloten op een sifon en afvoer,
die met het oog kan worden
geïnspecteerd. Respecteer de
nationale regelgeving voor installatie
en eventuele voorschriften van de
plaatselijke autoriteiten of gezond-
heidsdiensten.
Voordat men de ketel in gebruik neemt
moet men eerst de sifon hiervan vullen
met water (afschroeven, vol laten
lopen en weer monteren).
Aansluiting kanalen luchtinvoer en
rookgasafvoer
Voor de realisatie van coaxiale
aanzuig/afvoersystemen wordt het
gebruik van originele onderdelen van
ELCO aanbevolen.
Bij bedrijf met het nominale thermische
vermogen bereikt men bij de afvoer
geen temperaturen boven 80°C,
nochthans moet men de van kracht
zijnde voorschriften ten aanzien van
de veilige afstanden tot materialen en
de passage door brandbare structuren
respecteren.
De aanzuig/afvoersystemen mogen
niet door de andere woonruimten
lopen.
In het geval van aanzuig/afvoer-
systemen met uitgang boven het dak
mogen de betreffende kanalen niet
door de lokalen boven de ketel lopen
maar moeten afgesloten worden in
ruimten die een bestendigheid tegen
vuur hebben van 90 minuten (bij
gebouwen met meer dan drie
verdiepingen) of 30 minuten (bij
gebouwen met minder dan drie
verdiepingen).
Bij de gastoestellen die worden
geïnstalleerd in ruimten waar het
plafond tevens het dak is, moet aan de
volgende eisen worden voldaan:
Indien de eis bestaat dat de dak-
structuur een bepaalde bestendig-
heidsduur tegen vuur heeft, moeten
de kanalen van het aanzuig/afvoer-
systeem, waar deze door die dak-
structuur heenlopen, een bekleding
hebben met dezelfde bestendig-
heidsduur tegen vuur.
Is dat niet het geval, dan moeten de
kanalen van het aanzuig/afvoersysteem
door een vuurbestendige doos lopen,
die mechanisch voldoende stabiel is,
of in een beschermingsbuis van
metaal (als mechanische
bescherming).
Ook moet men de vrije doorsnede van
de aanzuig/afvoersystemen
controleren. In het lokaal waar de
installatie plaats vindt, moet er een
opening zijn voor de inspectie/controle
van het aanzuig/afvoersysteem, in
overeenstemming met de plaatselijk
verantwoordelijke schoorsteen-
veegdienst. De aansluiting tussen de
afvoerkanaalstukken moet met
man/vrouw uiteinden en gasdichte
afdichtingen worden uitgevoerd.
De insteekaansluitingen moeten in
tegenovergestelde richting lopen ten
opzichte van de richting waarin de
condens naar beneden loopt. De
horizontaal geïnstalleerde buizen
moeten een helling van 3% naar
boven hebben om verzameling van
condenswater te voorkomen.
Aangeraden wordt om op het dak een
minimale afstand van 2,5 m tussen de
aanzuig/afvoersystemen te hand-
haven, om de wederzijdse
beïnvloeding te voorkomen.
Aansluiting van waterdichte
rookgasafvoer
De rookgasafvoerkanalen moeten
gehomologeerd worden door de
bouwinspectiedienst voor ver-
brandingstoestellen met condensatie
(homologatie DIBT, Duitse Instituut
voor Bouwtechniek).
Voor de dimensionering dient men
gebruik te maken van de rekentabellen
voor rookgasafvoer.
Er mogen max. 3 bochten van 90°
gebruikt worden;bij de berekeningen
betreffende rookgaskanalen moet de
toevoerdruk beginnen met 0 Pa .
Aansluiting van waterdichte
rookgasafvoer
Aansluiting van waterdichte rook-
gasafvoer of rookgasinstallatie B23.
De juiste lucht/rookgasvoering mag bij
installatie van een rookgasschoor-
steen niet langer zijn als 2m.
Ze mogen maximaal drie bochten van
90°C ingebouwd worden.
De rookgasschoorsteen moet door
DIBT gekeurd worden en voor
bedrijven toegelaten zijn.
15