Elektrische aansluiting
6.4 Voorbereiding
Aansluitkast monteren
1. Schroef twee schroefdraadstangen diagonaal in het onderste deel van de aansluitkast.
2. Schuif de deksel van de aansluitkast via de schroefdraadstangen op het onderste deel van
3. Draai de schroeven handvast in de vrije boringen.
4. Draai de schroefdraadstangen los.
5. Draai alle vier schroeven M10 stevig aan, aanhaalmoment van 40 Nm.
6.4
Voorbereiding
6.4.1
Klemaanduiding
Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de
volgende definities:
Tabel 6-1
1
x
6.4.2
Kabel selecteren
Houd bij de keuze van de aansluitleidingen rekening met de volgende criteria:
● Nominale stroomsterkte
● Nominale spanning
● Een eventuele servicefactor
● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype,
● Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1
● Afmetingen voor gebundelde installatie, bijv. volgens DIN VDE 0298 Deel 4 of
86
de aansluitkast.
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1
U
1
-
1 Benaming
Kencijfer voor pooltoewijzing bij machines met omschakelbare polen, voor zover
van toepassing. Een lager cijfer komt overeen met een lager toerental. Een speci‐
aal geval voor onderverdeelde wikkeling.
x
Fasenbenaming U, V, W
x
Kencijfer voor schroefdraadbegin (1) of schroefdraadeinde (2) resp. bij meer dan
een aansluiting per schroefdraad
x Bijkomend kengetal indien bij meerdere klemmen met verder een gelijke benaming
een aansluiting van parallelle nettoevoerleidingen verplicht is
kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort.
IEC 60364-5-52
SIMOTICS FD 1MH1
Bedieningshandleiding 01/2019