Netwerken instellen en gebruiken
Door een netwerk in te stellen kunt u computers met elkaar, met internet of
met een netwerk verbinden. Als u bijvoorbeeld een thuisnetwerk of een klein
bedrijfsnetwerk opzet, zult u in staat zijn om af te drukken naar een gedeelde
printer, toegang te krijgen tot stuurprogramma's en bestanden op een andere
computer, naar andere netwerken te zoeken of een internetverbinding te
maken. U kunt een local area network (LAN) opzetten met behulp van een
netwerk- of breedbandmodemkabel of een wireless LAN (WLAN) opzetten.
®
Microsoft
Windows
u begeleiden tijdens het verbinden van computers tot een netwerk. Zie voor
meer informatie over netwerken het gedeelte "Windows Help en
ondersteuning" op pagina 20.
Een netwerk- of breedbandmodemkabel
aansluiten
Voordat u de computer op een netwerk aansluit, moet hier eerst een
netwerkadapter in worden geïnstalleerd en moet er een netwerkkabel op
worden aangesloten.
U sluit als volgt een netwerkkabel aan:
1 Sluit de netwerkkabel aan op de aansluiting van de netwerkadapter aan de
achterzijde van de computer.
N.B.
Duw de kabelstekker in de aansluiting totdat deze vastklikt en trek zachtjes
aan de kabel om de kijken of deze stevig vastzit.
2 Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een
netwerkingangsapparaat of een netwerkcontact.
N.B.
Sluit geen netwerkkabel aan op een telefooncontact.
®
XP en Microsoft Windows Vista
Netwerken instellen en gebruiken
®
bieden wizards die
89