Montageverloop
Elektrische aansluiting
Bij de aansluiting van externe schakelcontacten en
componenten aan de veiligheidslaagspanning van de
regeling moeten de eisen van beschermingsklasse II
worden nageleefd. Dat wil zeggen 8,0 mm lucht- en
kruiptrajecten en 2,0 mm isolatiedikte tot de actieve
delen.
Bij alle componenten van de installateur (hiertoe beho-
ren ook pc/laptop) moet voor een veilige elektrische
scheiding volgens EN 60 335 en IEC 60 065 worden
gezorgd.
Overzicht van de elektrische aansluitingen
Zie aansluit- en bedradingschema, pagina 72.
Kabels invoeren en voorzien van trekontlasting
A
Afb. 23
Overige elektrische aansluitingen
Installatievoorbeelden
Netaansluiting
Netaansluiting
fÖ
zie pagina 72.
De netaansluiting en veiligheidsmaatregelen (bijv.
aardlekschakelaar) moeten plaatsvinden conform
IEC 60364-4-41, de aansluitvoorschriften van het
plaatselijke energiebedrijf en de NEN-voorschriften! De
voedingskabel voor de regeling mag met maximaal
C 16 A gezekerd zijn.
28
!
Opgelet
Door elektrostatische ontlading kunnen elektro-
nische modules worden beschadigd.
Voor de werkzaamheden geaarde objecten, bijv.
verwarmings- of waterbuizen, aanraken om de
statische lading af te leiden.
Alle elektrischen leidingen in de regelingsbehuizing in
een trekontlasting
langs beneden tegenduwen.
Opmerking
Elektrische leidingen mogen elkaar in de regelings-
■
behuizing niet kruisen.
■
Condensator
B
liggen.
■
Ervoor zorgen dat netspanningskabels en laagspan-
B
ningskabels apart worden ingevoerd (netspannings-
kabels moeten in het rechtse bereik van de regeling
ingevoerd worden).
Aansluitkabels zo kort mogelijk strippen (max.
■
40 mm) of langere afzonderlijke aansluitaders met
kabelbinders vastmaken.
Opmerking
Opdat bij trekbelasting de aardingskabel niet scheurt,
aardingskabel PE langer uitvoeren dan de andere aan-
sluitleidingen.
A
duwen, daarbij de behuizing
moet buiten de regelingsbehuizing