9.15 Slimme diodetest
Waarschuwing: Voer geen diodetesten uit voordat de stroom naar condensatoren andere
apparaten die tijdens een meting worden getest, is afgesloten. Dit kan leiden tot persoonlijk
letsel.
1.
Kies in menu Algemene instellingen voor modus SLIMME diodetest
Diode
slim/klassiek) als deze niet al is geselecteerd.
2.
Stel de functieschakelaar in op stand
de diodetestfunctie te selecteren. De diode-indicator
3.
Steek de zwarte geleidedraad van de meetsonde in de negatieve COM-terminal en de
rode geleidedraad van de meetsonde in de positieve Ω-terminal. Raadpleeg Afb. 9-6
hierboven.
4.
Plaats de punten van de meetsonde op de diode of halfgeleiderovergang die wordt
getest.
5.
Als de waarde tussen ± 0,400 ~ 0,800 V ligt, is het onderdeel in orde; als er op het scherm
BAD of O.L staat, is het onderdeel defect.
OPMERKINGEN: In modus SLIMME diode controleert de meter diodes met behulp van een
alternatief testsignaal dat in beide richtingen door de diode wordt gezonden. Hiermee kan de
gebruiker de diode controleren zonder de polariteit handmatig te hoeven aanpassen. Het
scher mv an de meter geeft ± 0,400 ~ 0,800 V aan voor een goede diode, 'BAD' voor een
kortgesloten diode en 'O.L' voor een geopende diode. Raadpleeg Afb. 9-7 hieronder:
GEBRUIKERSHANDLEIDING FLIR CM275
Afb. 9-7 Slimme diodetest
31
(paragraaf 7.1.1,
voor de diode. Gebruik toets
verschijnt.
Identificatie document: CM275-nl-NL_AC
om