Werkelijke koers (in de stand-bymodus)
Gewenste koers (wanneer ingeschakeld)
Werkelijke koers
Gewenste koers (koers waarop de stuurautomaat aan het varen is)
Draai stapsgewijs naar bakboord (om de gewenste voorliggende koers aan te passen met het weerge
geven aantal graden)
Draai stapsgewijs naar stuurboord (om de gewenste voorliggende koers aan te passen met het weerge
geven aantal graden)
Roerpositieaanduiding (beschikbaar als een roersensor is aangesloten)
De grootte van de koerswijzigingstappen aanpassen
1 Selecteer in het stuurautomaatscherm
2 Selecteer een optie.
De spaarstand instellen
Het is mogelijk om het niveau van roeractiviteit aan te passen.
1 Selecteer vanuit het stuurautomaatscherm
Spaarstand.
2 Selecteer een percentage.
Door een hoger percentage te selecteren, nemen de roeractiviteit en koersprestaties af. Hoe hoger het
percentage, hoe verder er van koers wordt afgeweken voordat de stuurautomaat dit corrigeert.
TIP: Als u in onrustig zeewater bij lage snelheden het percentage voor de Spaarstand verhoogt, neemt de
roeractiviteit af.
De Shadow Drive
functie inschakelen
™
Als de Shadow Drive functie is uitgeschakeld, wordt het stuurautomaatsysteem niet uitgeschakeld als u de boot
handmatig stuurt. U moet de roerbediening of aangesloten kaartplotter gebruiken om de stuurautomaat uit te
schakelen.
OPMERKING: De Shadow Drive functie is niet op alle stuurautomaatmodellen beschikbaar.
Als de functie Shadow Drive is uitgeschakeld, moet u deze opnieuw inschakelen voordat u de boot handmatig
kunt besturen om de stuurautomaat uit te schakelen.
1 Selecteer in het stuurautomaatscherm
2 Als Uitgesch. wordt weergegeven, selecteert u Shadow drive om de Shadow Drive functie in te schakelen.
De Shadow Drive functie is ingeschakeld. U kunt deze stappen herhalen om de functie weer uit te schakelen.
88
> Stuurautomaat instellen > Koerswijzig.stap.
> Stuurautomaat instellen > Powermodus-instellingen >
WAARSCHUWING
> Stuurautomaat instellen > Shadow drive instellen.
Stuurautomaat