4 - FUNCTIONALITEITEN
4.16 - Bevochtiger
De bevochtiger kan een stoom- of een druppelbevochtiger zijn. Hij is voorzien van zijn eigen besturingselektronica.
Wanneer een bevochtiger wordt geactiveerd en de installatie moet worden stilgelegd, kan de bevochtiger met behulp van een instelbare
naventilatie (P198) worden gedroogd.
Deze naventilatie is verplicht om te voldoen aan de normen VDI6022 & DIN1946.
198
4.16.1 - Stoombevochtiger:
Deze wordt aangestuurd volgens de behoefte aan bevochtiging door een 0-10V besturingssignaal.
4.16.2 - Druppelbevochtiger:
Deze wordt aangestuurd volgens de behoefte aan bevochtiging door een aan/uit ingang. Wanneer de bevochtigingsbehoefte 100%
is, wordt de luchtbevochtiger geactiveerd en wanneer de behoefte 0% is, wordt hij uitgeschakeld.
Wanneer de unit is gestopt of wanneer er een gevaarlijk defect aanwezig is, wordt de bevochtiger ontlucht.
4.17 - Indirecte adiabatische koeling
De aanwezigheid van een druppelbevochtiger bij de retour wordt aangegeven door de parameter P40. De bevochtiger bij de retour
wordt ingeschakeld wanneer de koudevraag bij de druppelbevochtiger (adiabatische koeling) hoger is dan 0 en de temperatuur na de
bevochtiger lager is dan de temperatuur van de verse lucht. In dat geval wordt het warmtewiel ingeschakeld of de bypass van de
gesloten plaatwarmtewisselaar.
Als de retourtemperatuur lager is dan 20 °C, wordt deze bedrijfsstatus afgeschakeld.
Wanneer de unit is gestopt of wanneer er een gevaarlijk defect aanwezig is, wordt de bevochtiger ontlucht.
40
4.18 - Brandveiligheid
Wanneer er een rookdetector voorzien is in de luchtbehandelingskast, moet de brandcontrole van de regeling (P24) worden geactiveerd.
Er zijn verschillende werkwijzen in geval er brand wordt gedetecteerd:
- De luchtbehandelingskast uitschakelen
- De pulsieventilator forceren in debiet P282 en de extractieventilator stoppen
- De pulsieventilator stoppen en de extractieventilator forceren in debiet P283
- De pulsieventilator forceren in debiet P282 en de extractieventilator forceren in debiet P283
24
280
282
283
284
285
LET OP: De strategie voor het beheren van de brandbestrijding moet worden gekozen volgens de geldende voorschriften in
het land waar de luchtbehandelingskast is geïnstalleerd. De luchtbehandelingskast is niet bedoeld voor rookextractie.
4.19 - Beheer van de tijd
De datum en de tijd worden ingesteld met de parameters P102 en P103. Dankzij de datum is een week-/jaarprogrammering mogelijk
en kan het moment waarop een storing is verschenen worden opgeslagen.
De automaat heeft een batterij om te voorkomen dat de tijd verloren gaat bij stroomuitval. Als de tijd niet onthouden is na stromuitval,
moet de batterij worden vervangen (levensduur ongeveer 10 jaar – variabel afhankelijk van de omgevingsomstandigheden).
102
103
4.20 - Tijdprogrammering
Met de tijdprogrammering kan de bedrijfsstatus van de unit worden veranderd (uit, setpoints 1, setpoint 2, vorstbeveiliging, ...) naar
gelang de tijd, de dag van de week of de periode in het jaar.
De automaat kan 6 periodes met weekprogrammering en 6 periodes met jaarprogrammering bevatten, die elkaar kunnen overlappen
of niet en afzonderlijk kunnen worden bevestigd.
Tijdschakeling naventilatie bevochtiger
Retourbevochtiger
Brandcontrole
Werkwijze van de brandveiligheid
Pulsiedebiet bij brand
Extractiedebiet bij brand
Postventilatie bij brandbeveiliging
Postventilatieduur bij brandbeveiliging
Datum
Uur
51