REMMEN EN BANDEN
REMMEN
Controleer de afstelling van de remmen na elke
tweehonderd bedrijfsuren.
Controleer de afstelling van de remmen door de
afstand te meten tussen de positie van het
stationaire rempedaal en het punt waar u
weerstand tegen de pedaalbeweging voelt. De
afstand moet 19 tot 25 mm zijn. Stel de remmen
zo nodig af.
BANDEN
De machine is standaard voorzien van massieve
voorwielbanden. Het achterwiel heeft standaard
een luchtband.
Controleer de achterband na elke honderd
bedrijfsuren op slijtage. De juiste bandenspanning
is 790 + 35 kPa (115 + 5 psi).
ACHTERWIEL
Draai de achterwielmoeren na de eerste 50
bedrijfsuren tweemaal in het afgebeelde patroon
aan tot 122−149 Nm. Herhaal dit na elke 800
bedrijfsuren.
4
1
S30 9004631 Gas/LPG (07−2014)
AANDRIJFMOTOR
Draai de asmoer aan naar 508 Nm gesmeerd en
644 Nm droog na elke achthonderd bedrijfsuren.
2
5
3
ONDERHOUD
61