6 Gebruik
6.1 Rijden
De maximale laadcapaciteit die in de technische
gegevens wordt vermeld, geeft alleen aan dat het
systeem voor deze totale belasting is ontworpen.
Dit betekent echter niet dat een persoon met
dit lichaamsgewicht zonder beperkingen in het
mobiliteitshulpmiddel kan zitten. Er moet worden
gelet op de lichaamsverhoudingen zoals lengte,
gewichtsverdeling, buikband, been- en kuitband
en zitdiepte. Deze factoren hebben een sterke
invloed op rijfuncties zoals stabiliteit tegen
kantelen en tractie. De toegestane asbelastingen
moeten vooral in acht worden genomen (zie 11
Technische Specificaties, pagina 73). Het is misschien
noodzakelijk om het zittingsysteem aan te passen.
6.2 Voordat u voor het eerst gaat rijden
Voordat u de eerste rit maakt, moet u weten hoe u het
mobiliteitshulpmiddel en alle bijbehorende elementen moet
bedienen. Neem uw tijd om alle functies en rijmodi uit te
proberen.
Als er een bekkengordel is geïnstalleerd, moet deze
op de juiste wijze worden afgesteld. U dient deze
altijd te dragen wanneer u het mobiliteitshulpmiddel
gebruikt.
Comfortabel zitten = veilig rijden
Zorg er voor elke rit voor dat:
1654744-E
•
Alle bedieningsconsoles binnen handbereik zijn.
•
de accu voldoende is opgeladen voor de afstand die
u wilt afleggen;
•
de bekkengordel (als deze is geïnstalleerd) perfect in
orde is en
•
de achteruitkijkspiegel (indien geïnstalleerd) op de
juiste wijze is afgesteld, zodat u altijd achteruit kunt
kijken zonder voorover te buigen of uw zithouding aan
te passen.
6.3 Parkeren en stilstaan
Wanneer u uw mobiliteitshulpmiddel parkeert of als uw
mobiliteitshulpmiddel langere tijd stilstaat:
1. Schakel de stroom naar het mobiliteitshulpmiddel uit
(AAN/UIT-knop).
6.3.1 De handremmen gebruiken
Het mobiliteitshulpmiddel is uitgerust met automatische
remmen om onbedoelde verplaatsing te voorkomen,
bijvoorbeeld als u stopt op een helling of als er tegen de
rolstoel wordt geduwd.
Uw mobiliteitshulpmiddel kan ook worden uitgerust met
handremmen. Deze voorkomen dat uw mobiliteitshulpmiddel
heen en weer beweegt tijdens het transport, bijvoorbeeld
bij speling in de transmissie.
Gebruik
35