Elektrische installatie
5.9 Checklist vóór het starten
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in
Tabel 5.5. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
Inspecteren
Motor
Schakelaars
5
5
Hulpapparatuur
Bekabeling
Stuurkabels
Bedrading voor in-
en
uitgangsvermogen
Aarding
Zekeringen en
circuitbreaker
Vrije ruimte voor
koeling
Omgevingscondities
Binnenzijde van de
frequentieregelaar
Trilling
Tabel 5.5 Opstartchecklist
46
®
VLT
Beschrijving
•
Controleer de elektrische geleiding door de motor door de ohmwaarden te meten op U-V (96-97), V-W
(97-98) en W-U (98-96).
•
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de frequentieregelaar en de motor.
•
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en lastscheiders in de juiste stand staan.
•
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, lastscheiders of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn op
de voedingsingangszijde van de frequentieregelaar of op de uitgangszijde naar de motor. Ga na of deze
geschikt zijn om bij vol toerental te worden gebruikt.
•
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
frequentieregelaar.
•
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor.
•
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
gedempt.
•
Zorg dat de motorkabels, remkabels (waar aanwezig) en stuurkabels van elkaar zijn gescheiden of zijn
afgeschermd, of in 3 afzonderlijke metalen kabelgoten zijn geplaatst, om hoogfrequente storing tegen te
gaan.
•
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van hoogvermogenkabels, om ruis te voorkomen.
•
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
•
Gebruik afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren en verzeker u ervan dat de afscherming
correct is aangesloten.
•
Controleer op loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de motor- en netvoedingskabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn
afgeschermd.
•
Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn.
•
Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is geen
geschikte aarding.
•
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
•
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers (waar van
toepassing) open staan.
•
Verzeker u ervan dat de luchtstroom op geen enkele wijze wordt belemmerd.
•
Controleer of de vrije ruimte boven en onder de frequentieregelaar voldoende is om te zorgen voor
adequate luchtkoeling; zie hoofdstuk 4.5.1 Vereisten voor installatie en koeling.
•
Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities.
•
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
•
Verzeker u ervan dat alle installatiegereedschappen uit de eenheid zijn verwijderd.
•
Controleer bij E3h- en E4h-behuizingen of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
•
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
•
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden.
AQUA Drive FC 202
☑
MG22A210