Samenvatting van Inhoud voor Endress+Hauser Proline Promag 53
Pagina 1
Beknopte handleiding Proline Promag 53 Magnetisch-inductief flowmeetsysteem Deze handleiding is een beknopte handleiding, deze vervangt niet het bij de levering behorende inbedrijfstellingsvoorschrift. Uitvoerige informatie vindt u in het inbedrijfstellingsvoorschrift en de aanvullende documentatie op de meegeleverde CD-ROM. De complete instrumentdocumentatie bestaat uit: •...
Proline Promag 53 Veiligheidsinstructies Veiligheidsinstructies Correct gebruik • Het meetinstrument mag alleen worden gebruikt voor de flowmeting van elektrisch geleidende vloeistoffen in gesloten leidingen. Voor het meten van gedemineraliseerd water is een minimale geleidbaarheid nodig van 20 μS/cm. De meeste vloeistoffen kunnen vanaf een minimale geleidbaarheid van 5 μS/cm worden gemeten.
Pagina 4
• Het meetinstrument mag alleen worden toegepast voor media, waartegen alle onderdelen van het instrument die in aanraking daarmee komen, voldoende bestendig zijn. Bij speciale media, incl. media voor de reiniging, is Endress+Hauser graag bereid de corrosiebestendigheid van de materialen die in aanraking met het medium komen, te verifiëren. Kleine veranderingen van de temperatuur, concentratie of mate van verontreiniging in het proces kunnen echter al verschillen in de corrosiebestendigheid tot gevolg hebben.
Proline Promag 53 Veiligheidsinstructies Veiligheidssymbolen Waarschuwing! "Waarschuwing" duidt op activiteiten of procedures die, indien niet correct uitgevoerd, persoonlijk letsel of een veiligheidsrisico tot gevolg kunnen hebben. Houdt de werkinstructies nauwkeurig aan en ga zorgvuldig te werk. " Opgelet! "Opgelet" duidt op activiteiten of procedures die, indien niet correct uitgevoerd, foutief functioneren of beschadiging van het instrument kunnen veroorzaken.
Montage Proline Promag 53 Montage Transport naar de meetplaats • Meetinstrument in de originele verpakking naar de meetplaats transporteren. • Deksel of kappen tot vlak voor de inbouw niet verwijderen. 2.1.1 Transport flensinstrumenten DN 300 (12") Hijsbanden om de procesaansluiting gebruiken voor het transport of de hijsogen (indien aanwezig).
Proline Promag 53 Montage Inbouwcondities 2.2.1 Afmetingen Afmetingen van het meetinstrument bijbehorende technische informatie op de CD-ROM. 2.2.2 Inbouwplaats Luchtophoping of gasbellen in de sensor kunnen extra meetfouten veroorzaken. Voorkom daarom de volgende inbouwplaatsen in de leiding: • Geen inbouw op het hoogste punt van de leiding. Gevaar voor luchtophoping! •...
Pagina 8
Montage Proline Promag 53 Deels gevulde leidingen Bij deels gevulde leidingen met afschot moet een sifonachtige inbouw worden uitgevoerd. De leegstandsdetectiefunctie (MSÜ) zorgt voor extra zekerheid bij het herkennen van lege of deels gevulde leidingen. " Opgelet! Gevaar voor ophoping van vaste stoffen! Monteer de sensor niet op het laagste punt van de sifon.
Proline Promag 53 Montage 2.2.3 Inbouwpositie Door een optimale inbouwpositie kunnen zowel gas- als luchtophopingen worden vermeden als ook storende afzettingen in de meetbuis. Het meetinstrument biedt echter extra functies en hulpmiddelen, om moeilijke media correct te meten: • Elektrodenreinigingsfunctie (ECC) als preventie van elektrisch geleidende afzettingen in de meetbuis, bijv.
Montage Proline Promag 53 In- en uitlooplengten De sensor moet zo mogelijk voor armaturen zoals ventielen, T-stukken, bochten enz. worden gemonteerd. Voor het aanhouden van de nauwkeurigheids- ³ ³ 2 x DN 5 x DN specificaties moeten de volgende in- en uitlooplengten worden aangehouden: •...
Pagina 11
Proline Promag 53 Montage 2.2.5 Funderingen, ondersteuningen Bij nominale doorlaat DN 350 (14") moet de sensor op een voldoende draagkrachtige fundering worden opgesteld. " Opgelet! Gevaar voor beschadiging! Ondersteun de sensor niet op de mantelplaat. De mantelplaat wordt dan ingedrukt en de interne magneetspoelen raken beschadigd.
2.3.3 Montage van de aardringen (DN 25…300 / 1…12") Onder bepaalde omstandigheden, bijv. bij beklede of niet-geaarde leidingen, moeten voor de potentiaalvereffening extra aardringen tussen de sensor en de leidingflens worden gemonteerd. Aardringen kunnen bij Endress+Hauser als separate toebehoren worden besteld. " Opgelet! •...
Proline Promag 53 Montage A0008167 Plaats de aardring en de extra afdichting(en) tussen de meetinstrument- en de leidingflens (zie afbeelding). Schuif de bouten door de flensgaten. Trek daarna de moeren slechts zover aan, dat deze losjes vastzitten. Verdraai nu de aardring zoals getoond in de afbeelding, tot de greep tegen de bouten aanligt. Daardoor wordt de aardring automatisch correct gecentreerd.
Pagina 14
2.4.3 Montage van de aardringen (DN 15…300 / ½…12") Onder bepaalde omstandigheden, bijv. bij beklede of niet-geaarde leidingen, moeten voor de potentiaalvereffening extra aardringen tussen de sensor en de leidingflens worden gemonteerd. Aardringen kunnen bij Endress+Hauser als separate toebehoren worden besteld. " Opgelet! •...
Proline Promag 53 Montage Aandraaimomenten Promag W en Promag P • De genoemde aandraaimomenten gelden alleen voor gesmeerd schroefdraad. • De bouten moeten gelijkmatig diagonaal worden aangetrokken. • Te vast aangetrokken bouten deformeren het afdichtoppervlak of beschadigen de afdichting. • De opgegeven waarden gelden alleen voor leidingen, die vrij zijn van trekspanningen.
• Aardringen kunnen bij Endress+Hauser als separate toebehoren worden besteld. Let erop bij de bestelling, dat de aardringen compatibel zijn met het elektrodenmateriaal. Anders bestaat het gevaar, dat de elektroden door elektrochemische corrosie beschadigd raken! Materiaalspecificaties ...
Proline Promag 53 Montage • Aardringen, incl. afdichtingen, worden binnen de procesaansluitingen gemonteerd. De inbouwlengte wordt daardoor niet beïnvloed Inbouw van de aardringen 1 = zeskantbouten procesaansluiting 2 = O-ringafdichtingen 3 = aardring resp. kunststof ring (plaatshouder) 4 = sensor A0008168 Maak de vier zeskantbouten (1) los en verwijder de procesaansluiting van de sensor (4).
Montage Proline Promag 53 Inbouw sensorbehuizing 2.7.1 Meetversterkerbehuizing verdraaien Aluminium-veldbehuizing draaien Aluminium-veldbehuizing voor niet-Ex gebied £ 180° £ 180° A0007540 Aluminium veldbehuizing voor zone 1 of Class I Div. 1 Voor zone 1 of Class I Div. 1: max. 360°...
Proline Promag 53 Montage 2.7.2 Lokale display draaien Snelsluitingen aan de zijkant op de displaymodule drukken en de module van de afdekplaat van de elektronicaruimte aftrekken. 4 x 45° Display in de gewenste positie draaien (max. 4 x 45° in beide richtingen) en weer op de afdekplaat van de elektronicaruimte plaatsen.
Pagina 24
Montage Proline Promag 53 Leidingmontage " Opgelet! mm (inch) Oververhittingsgevaar! Wanneer montage in een warme Ø 20…70 leiding plaatsvindt, moet worden gewaarborgd dat de (Ø 0.79…2.75) temperatuur van de behuizing nooit toeneemt tot boven de maximaal toegestane waarde van +60 °C (+140 °F).
Proline Promag 53 Montage Inbouwcontrole • Is het meetinstrument beschadigd (visuele inspectie)? • Voldoet het meetinstrument aan de meetplaatsspecificaties, zoals procestemperatuur/-druk, omgevingstemperatuur, min. mediumgeleidbaarheid, meetbereik enz.? • Hebben sensor en meetversterker hetzelfde serienummer? • Komt de pijlrichting op de typeplaat van de sensor overeen met de werkelijke doorstroomrichting in de leiding? •...
Bedrading Proline Promag 53 Bedrading Waarschuwing! Elektrocutiegevaar! Onderdelen met aanrakingsgevaarlijke spanning. • In geen geval het meetinstrument monteren of bedraden, terwijl deze op de voedingsspanning is aangesloten. • Controleer voor het aansluiten van de voeding de veiligheidsinrichtingen. • Voedings- en signaalkabels vast installeren.
Proline Promag 53 Bedrading Aansluiting van de verschillende typen behuizing Bedrading aan de hand van het ingeplakte aansluitklemmenschema uitvoeren. 3.1.1 Compacte uitvoering Aansluiting meetversterker: Aansluitschema aan de binnenzijde van het deksel van de aansluitbehuizing Hulpvoedingskabel Signaalkabel of veldbuskabel Optie A0007545 3.1.2 Separate uitvoering (meetversterker): Ex-veilige zone, Ex Zone 2, Class I Div.
Bedrading Proline Promag 53 Aansluiting verbindingskabel separate uitvoering 3.2.1 Verbindingskabel Promag W en P Kabelvoorbereiding verbindingskabel Bereid de signaal- en spoelstroomkabel voor zoals hierna afgebeeld (detail A). De soepele aders moeten van adereindhulzen worden voorzien (detail B). Kabelvoorbereiding signaalkabel Waarborg dat de kabeleindhulzen aan de sensorzijde de aderafscherming niet aanraken! Minimale afstand = 1 mm (0,04 in), uitzondering "GND"...
Pagina 29
Proline Promag 53 Bedrading 3.2.2 Verbindingskabel Promag H Kabelvoorbereiding verbindingskabel Bereid de signaal- en spoelstroomkabel voor zoals hierna afgebeeld (detail A). De soepele aders moeten van adereindhulzen worden voorzien (detail B). Kabelvoorbereiding signaalkabel Waarborg dat de kabeleindhulzen aan de sensorzijde de aderafscherming niet aanraken! Minimale afstand = 1 mm (0,04 in), uitzondering "GND"...
Proline Promag 53 Bedrading Potentiaalvereffening Een goede meting is alleen gewaarborgd, wanneer medium en sensor op hetzelfde potentiaal liggen. De meeste sensoren hebben een standaard ingebouwde referentie-elektrode, die de daarvoor benodigde verbinding waarborgt. Daarmee vervalt in de regel het gebruik van aardringen of andere maatregelen.
Bedrading Proline Promag 53 Beschermingsklasse De instrumenten voldoen aan alle eisen voor IP 67 (NEMA 4X). Na montage in het veld of na servicewerkzaamheden moet absoluut op de volgende punten worden gelet om te waarborgen dat de IP67 (NEMA 4X) beschermingsklasse gehandhaafd blijft: •...
Proline Promag 53 Hardware-instellingen Hardware-instellingen Dit hoofdstuk omvat alleen de voor de inbedrijfname noodzakelijke hardware-instellingen. Alle overige instellingen (bijv. configuratie uitgangen, write-protect enz.) worden in de bijbehorende gebruiksaanwijzing op de CD-ROM beschreven. Opmerking! Bij meetinstrumenten met communicatie HART of FOUNDATION Fieldbus zijn voor de inbedrijfname geen hardware-instellingen nodig.
Pagina 34
Hardware-instellingen Proline Promag 53 PROFIBUS DP/PA Adresbereik instrument: 0…126 Fabrieksinstelling: 126 Miniatuurschakelaar voor het instrumentadres OFF ON OFF ON afgebeeld voorbeeld: 1+16+32 = instrumentadres 49 Miniatuurschakelaar voor de adresmodus (soort en manier van adressering): – OFF (fabrieksinstelling) = softwareadressering via lokale bediening/bedieningsprogramma –...
Hardware-instellingen Proline Promag 53 Afsluitweerstanden Opmerking! Wanneer het meetinstrument aan het einde van een bussegment wordt toegepast, dan is afsluiting nodig. Dit kan in het meetinstrument via de instelling van de afsluitweerstanden op de I/O-printkaart worden uitgevoerd. Over het algemeen wordt echter aanbevolen de afsluiting niet op het meetinstrument zelf uit te voeren, maar een externe busafsluiting te gebruiken.
Proline Promag 53 Inbedrijfname Inbedrijfname Meetinstrument inschakelen Na afronding van de montage (succesvolle inbouwcontrole), bedrading (succesvolle controle aansluiting) en evt. de benodigde hardware-instelling kan de voeding (zie typeplaat) voor het meetinstrument worden ingeschakeld.. Na het inschakelen van de voeding voert het meetinstrument een aantal inschakel- en zelftests uit.
Inbedrijfname Proline Promag 53 Bediening 5.2.1 Aanwijselementen Aanwijsregels/-velden Hoofdregel voor hoofdmeetwaarde +24.502 Extra regel voor extra meet-/statusgrootheden Informatieregel voor bijv. bargraph-weergave Info-symbolen bijv. volumeflow +1863.97 Actuele meetwaarde Maat-/tijdseenheden –50 A0007663 5.2.2 Bedieningselementen Bedieningstoetsen (–) Minus-toets voor invoer, keuze (+) Plus-toets voor invoer, keuze Enter-toets voor oproep functiematrix, opslaan Bij tegelijkertijd bedienen van de +/–...
Proline Promag 53 Inbedrijfname Navigatie binnen de functiematrix > 3 s – – – – – – – – A0007665 F Benaderen van de functiematrix (uitgaande van de weergave van de meetwaarde) P Keuze blok (bijv. USER INTERFACE) F Keuze bevestigen P Keuze groep (bijv.
Inbedrijfname Proline Promag 53 Oproepen van de Quick Setup inbedrijfname Met de Quick Setup worden alle voor de inbedrijfname noodzakelijke functies automatisch opgeroepen. De functies kunnen worden veranderd en zo aan het betreffende proces worden aangepast. F Benaderen van de functiematrix (uitgaande van de weergave van de meetwaarde) P Keuze groep QUICK SETUP...
Proline Promag 53 Inbedrijfname Software-instellingen 5.5.1 Instrumentadres PROFIBUS DP/PA, MODBUS RS485 Moet ingesteld worden bij meetinstrumenten met communicatietype: • PROFIBUS DP/PA Bereik instrumentadressen: 0…126, fabrieksinstelling 126 • MODBUS RS485 Bereik instrumentadressen: 1…247, fabrieksinstelling 247 Het instrumentadres kan ingesteld worden via: •...
Pagina 42
Inbedrijfname Proline Promag 53 5.5.2 Instrumentadres EtherNet/IP-netwerk Moet ingesteld worden bij meetinstrumenten met communicatietype: • EtherNet/IP Het IP-adres kan worden ingesteld via: • Miniatuurschakelaar zie hoofdstuk Hardware-instellingen, "Instrumentadres EtherNet/IP-netwerk" ä 35 • Web-server zie beschrijving hierna De software-adressering vindt plaats in het menu "Network Configuration" van de webserver.
Pagina 43
Proline Promag 53 Inbedrijfname Weergave van de adresseringen via de locale bediening > 3 s – … BASIC FUNCTION – … ETHERNET – … CONFIGURATION IP ADDRESS 1 – SUBNETMASK 1 GATEWAY 1 … IP ADDRESS 2 SUPERVISION – SUBNETMASK 2 …...
Storingen oplossen Een complete beschrijving van alle foutmeldingen gebruiksaanwijzing op CD-ROM. Opmerking! De uitgangssignalen (bijv. impuls, frequentie) van het meetinstrument moeten met de hoofdbesturing corresponderen. www.endress.com/worldwide KA00028D/11/NL/13.11 FM+SGML 6.0...