Uitvoering
4.17
Bediening met afstandsbediening (CD11)
De bedieningseenheid wordt gebruikt wanneer de laadklep in werkstand staat voor de func-
ties omhoog, omlaag en kantelen en daarnaast vergrendelen/ontgrendelen. De knoppen
1-3 hebben een zogenaamde dodemansbediening, wat betekent dat wanneer de bedie-
ningsknop wordt losgelaten, de beweging van de laadklep onmiddellijk stopt.
4.17.1
Vergrendelen/ontgrendelen
Hier staat hoe de afstandsbediening is vergrendeld/ontgrendeld wordt.
Vergrendelen
Druk op de knop "Vergrendelen" (4). De afstandsbediening wordt vergrendeld en kan nu niet
meer worden gebruikt om de laadklep te bedienen.
Ontgrendelen
Druk op de knop "Ontgrendelen" (2). De afstandsbediening wordt ontgrendeld en kan nu
worden gebruikt om de laadklep te bedienen. In de ontgrendelde modus heeft de toets 2 de
functie "Kantelen".
1 2 3
4
FUNCTIES
1
Omhoog
Kantelen+Ont-
2
grendelen
3
Omlaag
4
Vergrendelen
60