w e r k i n g
GEVOELIGHEID
De Rad-5 pulsoximeter is voorzien van 3 verschillende gevoeligheidsmodi. Met deze modi kan de arts
de gevoeligheidsinstellingen van het apparaat wijzigen om te voldoen aan de toegenomen behoeften
van de fysiologische conditie van de patiënt, of om het apparaat tijdens perioden van lage perfusie en/
of beweging te laten werken. Dit gebeurt als volgt:
■
Normale gevoeligheid (NOR) - Dit is de aanbevolen modus voor patiënten die enige
problemen ondervinden met betrekking tot bloedstroom of perfusie. Deze modus wordt
aangeraden voor zorgruimten waar de patiënten dikwijls worden geobserveerd zoals op
een intensive care (IC).
■
Adaptive Probe Off Detection (APO) - Dit is de aanbevolen opstartmodus voor bewaking
van de meeste patiënten met een acceptabele perfusie of wanneer een krachtigere detectie
van het losraken van de sensor gewenst is. Dit is de aanbevolen modus in zorgruimten
waar de patiënten niet voortdurend visueel worden bewaakt. Deze modus biedt betere
bescherming tegen onjuiste afleeswaarden van de hartfrequentie en de arteriële
zuurstofverzadiging wanneer de sensor per ongeluk losraakt van de patiënt.
■
Maximale gevoeligheid (HI) - Deze modus wordt aanbevolen bij patiënten met een lage
perfusie of wanneer een melding van lage perfusie of signaalkwaliteit op het scherm
verschijnt in de modi voor APO of NOR. Deze modus wordt niet aanbevolen voor
zorgruimten waar de patiënten niet visueel worden bewaakt, zoals algemene
verpleegafdelingen. Het is bedoeld voor de interpretatie en weergave van gegevens op de
plaats van meting in geval het signaal zwak is door verminderde perfusie. Als de sensor
losraakt van de patiënt, is er minder bescherming tegen onjuiste afleeswaarden van de
hartfrequentie en arteriële verzadiging. Nadat het apparaat is uit- en weer ingeschakeld,
verandert de gevoeligheid van HI naar de standaard fabrieksinstelling of een door de
gebruiker geconfigureerde standaardinstelling APO of NOR.
LET OP:
ALS DE MAXIMALE GEVOELIGHEIDSINSTELLING WORDT GEBRUIKT, WERKT DE
SEN OFF-DETECTIE (SENSOR UIT) MINDER GOED. ALS HET INSTRUMENT ZO IS
AFGESTELD EN DE SENSOR RAAKT LOS, BESTAAT ER KANS OP VALSE
AFLEESWAARDEN ALS GEVOLG VAN OMGEVINGSRUIS, ZOALS LICHT, TRILLINGEN
EN EXTREME BEWEGINGEN VAN DE LUCHT.
BATTERIJLADINGINDICATOR
Vier LED-indicators geven informatie over het resterende batterijvermogen. De operator dient deze
indicators van tijd tot tijd te controleren om de resterende levensduur van de batterij vast te stellen en
om te bepalen of de batterijen vervangen dienen te worden. Het batterijvermogen wordt aangegeven
in de volgende tabel.
INDICATIE
4 LED's
3 LED's
2 LED's
1 LED
1 KNIPPEREND LED MET
GELUIDSIGNAAL
Handleiding voor de Rad-5/5v pulsoximeter met signaalextractie
BATTERIJVERMOGEN
100% tot 75%
75% tot 50%
50% tot 25%
25% tot 10%
10% tot 0%
4
4-7