Installatie
Gas- en elektriciteitsaansluitingen
Gasaansluiting
De verbinding tussen het gasdistributienet
en de gasverdeelbuis moet door een
technicus worden uitgevoerd.
De oppervlakte van de doorsnede van
de buizen moeten zo worden berekend
zodat de drukverliezen niet hoger zijn
dan 5% van de distributiedruk.
De uitwendige filter moet op het ventiel zijn
gemonteerd met een reine uitgangsmond,
in horizontale toestand, met een deksel
in vertikale stand om het onderhoud te
waarborgen.
Geen enkele andere plaats of stand
voor montage is toegestaan.
Het manuele kwartslagventiel (wordt
niet geleverd) wordt gemonteerd voor
zo dicht mogelijk bij de uitwendige filter
of bij het ventiel (zakfilter).
De koppelstukken met schroefdraad die
worden gebruikt moeten overeenstemmen
met de normen die van kracht zijn, met
conische schroefdraad uitwendig,
cilindrische schroefdraad inwendig, met
dichtheid die door de schroefdraad
wordt verzekerd.
Voldoende plaats voorzien om toegang
te hebben tot de gaspressiostaat.
Het buizenstelsel moet worden ontlucht
vòòr het manuele kwartslagventiel. De
verbindingen die ter plaatse worden
uitgevoerd moeten op dichtheid worden
gecontroleerd met behulp van een
schuimend product dat voor dit gebruik
geschikt is.
Geen enkel lek mag worden vastgesteld.
Aansluitingen van de gasdrukaftakkingen.
· De twee deksels pF en pL op het
verbindingsstuk verwijderen.
· Met een goedgekeurd product de
twee koppelstukken die aan de
drukbuizen pF en pL bevestigd zijn,
monteren.
· De verbinding uitvoeren tussen het
ventiel en het verbindingsstuk met
buizen die de codes pF en pL
dragen voor een gasverdeelbuis aan
de rechter kant of de overige buizen
die de codes pF en pL "links"
dragen voor een plaatsing aan de
linkerkant.
· Daarna de dichtheid controleren.
8
Elektrische aansluiting
De elektrische installatie en de
verbindingen dienen te worden
uitgevoerd in overeenstemming met de
normen die van kracht zijn.
De aarding moet verbonden zijn en
getest zijn.
Wij verwijzen naar het elektrisch
schema voor de verbinding van de
brander en de regeling.
In de leveringstoestand dient de
brander te worden gevoed met:
1x230 V - 50 Hz, met geaarde
–
neutrale geleider, voor het
bedieningscircuit
3x400 V - 50 Hz, voor het
–
vermogenscircuit
De ventilatormotor is van het type met
directe start.
Voor een werking met driefasig
230 V - 50 Hz moeten volgende
wijzigingen worden aangebracht:
aansluiting van de motoren, van de
thermische relais van de schakelaars
en het gebruik van een
scheidingstransformator van 1000 VA
op het bedieningscircuit (wordt niet
bijgeleverd, gelieve ons te raadplegen).
Voor andere spanningen en frequenties
gelieve ons te raadplegen.
Gasverdeelbuis
· Op het ventiel de reserveaftakkingen
op de elektrische plaat aansluiten.
Montage van de dichtheidcontroleur
VPS 504 S02
Voor de branders EK 06.160, 210
· De twee schroeven pa en pe van het
ventiel verwijderen volgens tekening.
· De aanwezigheid van twee O-ringen
op de VPS controleren.
· De VPS bevestigen met de vier
zelftappende schroeven
· De kabel verbinden met stopcontact
7P volgens het elektrische schema.
· Het stopcontact 7P verbinden op de
VPS
· Vervolgens de dichtheid controleren.
Belangrijk:
· De frontplaat EK06.160, die samen
met de documentatie is opgeslagen,
op de branderkap plaatsen, ter
vervanging van de EK06.120, die
kan worden weggegooid.
0009 / 13 007 392B