Ingebruikname
Beschrijving Instellingen
Stookoliepomp
Ontsteking van de stookolie
Legende
1 Aanzuiging of bijvul M16 x 1,5
2 Terugkeer
M16 x 1,5
3 Uitgang sproeier
M14 x 1,5
4 Drukaftakking
5 Onderdrukaftakking
of aanvoerdruk
en toegang tot de aftakschroef
(zeskant, 4mm) te verwijderen
voor werking in enkelbuissysteem
In dat geval, de terugloop 2
afsluiten
5.1 Onderdrukaftakking
of aanvoerdruk
6 Drukregeling
Regeling van de stookoliedruk
Bij de levering is de pomp geregeld voor
13,5 bar.
· Schroef 6 rechtsom draaien, de druk
stijgt en andersom.
In directe aanzuiging van de tank, is
de maximale onderdruk 0,4 bar.
In bijvulwerking is de maximale druk 2
bar.
22
Ontsteking
Waarschuwing:
De ontsteking mag worden
uitgevoerd, wanneer alle
voorwaarden die voordien
werden opgenoemd in de
voorgaande hoofdstukken in acht
werden genomen, meer bepaald in
verband met de keuze van
voorrangsbrandstof (stookolie).
· De manometers installeren:
– op de hydraulische verdeler van 0
tot 30 bar verstuivingsdruk
– op de pomp van 0 tot 6 bar,
aanvoerdruk bij 2 bar, of een
vacuummeter 0 tot 1 bar, als de
aanzuiging direct op de tank
geschiedt.
· Een microamperemeter
AJ6 CC1004 3P
(schaalverdeling 0-500µA DC,
gepolariseerd) op de plaats van de
meetbrug aansluiten. Die bevindt
zich ofwel naast de motorcontactor
· De brandstofventielen openen
· De schakelaars onder spanning
zetten S1/H10.1 - S29y - S2N -
S4 Stookolie - S7.1.
· Het thermostatische circuit sluiten
· De bedienings- en veiligheidskoffer
ontgrendelen
De brander werkt. Gedurende de
voorventilatietijd:
· De pomp ontluchten via de opening
in een drukaftakking
De brander ontsteekt in de
De kwaliteit van de ontsteking
beoordelen.
· Controleren: (zie tabel)
–
de verstuivingsdruk
–
de stand van nok VII.
G1/8
· De schakelaar S7.2, - S8.2 in
werking stellen.
G1/8
De brander werkt in de tweede trap
· De verbranding controleren.
Bijregelen indien nodig.
· De schakelaar S8.3 omkantelen
De brander werkt in nominaal debiet in
de
de 3
trap.
· De verbranding controleren
G1/8
· De druk van de pomp aflezen en
bijregelen, om het gewenste
nominale vermogen te verkrijgen.
· Het luchtdebiet bijregelen door nok I
van de servomotor te verstellen.
De rooktemperatuur in acht nemen die
wordt aangeraden door de
constructeur van de ketel om het
vereiste nuttige rendement te
bereiken.
· Het vermogen verminderen tot de
debieten van de tweede trap en
minimum regeling en vervolgens op
de 1ste trap.
· De verbranding controleren op die
twee punten.
0009 / 13 007 392B
Volgens de gemeten waarden op de
brander inwerken, gedurende de
werking, op nok VI voor de 2de trap
en IV voor de 1ste trap van de
servomotor.
· Het vermogen opnieuw verhogen tot
het nominaal debiet en de
verbranding controleren.
· De resultaten van de verbranding
optimaliseren door in te werken op
de regeling van de secundaire lucht,
maat Y, volgens de procedure die
staat beschreven in het hoofdstuk
"Instelling verbrandingsapparatuur
en de secundaire lucht".
· Verminderen van de maat Y: de
index CO
Een wijziging van de maat Y kan een
correctie vereisen van de
luchtdebieten en de verstuivingsdruk.
· In dit geval de
verbrandingsmetingen controleren.
Belangrijk:
Niet meer inwerking op de Y-functie.
De werking beoordelen:
bij de ontsteking, bij de verhoging en
bij de vermindering van het vermogen.
· De verbrandingsapparatuur
afnemen, volgens de procedure die
staat beschreven in het hoofdstuk
"instellingen van de
verbrandingsapparatuur en de
secundaire lucht.
1ste
trap.
· De algemene toestand van de
verschillende onderdelen: deflector,
basis, elektroden,
· De instellingen corrigeren als er
onregelmatigheden zijn.
· Het geheel opnieuw monteren.
· De dichtheid van het stookoliecircuit
controleren. Maximale onderdruk 0,4
bar ingeval van directe aanzuiging
uit de tank.
· De manometers verwijderen en de
vacuummeter op het stookoliecircuit
afnemen.
· Overgaan naar de instellingen en de
veiligheidscontroles.
vergroot en omgekeerd.
2