WIPE – CORNER: Een wipe-in op een zwart
scherm vanuit de rechterboven- naar de
linkerbenedenhoek, of een wipe-out van de
linkerbeneden- naar de rechterbovenhoek met als
resultaat een zwart scherm.
WIPE – WINDOW: De scène begint in het
midden van een zwart scherm, waarna er een wipe-
in naar de hoeken plaatsvindt; of een wipe-out
geleidelijk vanuit de hoeken naar het midden.
WIPE – SLIDE: Wipe-in van rechts naar links
of wipe-out van links naar rechts.
WIPE – DOOR: Wipe-in waarbij de twee
helften van een zwart scherm respectievelijk naar
links en rechts wegtrekken, waardoor de scène
zichtbaar wordt; of een wipe-out waarbij een zwart
scherm vanaf links en rechts de scène geleidelijk
helemaal afdekt.
WIPE – SCROLL: Wipe-in van de scène vanaf
de onderkant naar de bovenkant van een zwart
scherm of een wipe-out van boven naar onder,
waardoor een zwart scherm ontstaat.
WIPE – SHUTTER: Wipe-in vanaf het midden
van een zwart scherm in de richting van de boven
en onderkant; of wipe-out vanaf de boven- en
onderkant naar het midden toe, waardoor een zwart
scherm ontstaat.
Programma AE met speciale
effecten
BELANGRIJK:
Sommige standen van Programma AE met speciale
effecten kunnen niet in combinatie met bepaalde
wipe-/fade-effecten worden gebruikt. (
u een onbruikbare stand selecteert, gaat de
aanduiding van wipe-/fade-effecten knipperen of
dooft deze.
1
Houd de blokkeerknop op de aan/uit-knop
ingedrukt en zet de aan/uit-knop op "M".
2
Open het LCD-scherm volledig of trek de zoeker
volledig uit.
3
Stel "r" in op de gewenste stand. (
● De aanduiding van het geselecteerde effect
verschijnt.
Het geselecteerde effect uitschakelen...
Selecteer "OFF" in stap 3.
OPMERKINGEN:
● Programma AE met speciale effecten kunt u
tijdens het opnemen of in de stand Opnamestand-
by wijzigen.
● Sommige standen van Programma AE met speciale
effecten kunnen in de stand Night-Scope niet
worden gebruikt.
PROGRAM AE
OFF: Schakelt effecten uit.
SHUTTER 1/50: De sluitertijd is vastgesteld op
1/50 seconde. De zwarte stroken die meestal
verschijnen wanneer u een foto maakt van een tv-
scherm worden smaller.
SHUTTER 1/120: De sluitertijd is vastgesteld
op 1/120 seconde. De flikkering die zich voordoet
wanneer u opnames maakt onder een tl-buis of
kwiklamp wordt verminderd.
SPORTS
(Variabele sluitertijd: 1/250 – 1/4000)
Als u deze instelling selecteert, kunt u snel
bewegende beelden beeld voor beeld vastleggen en
zo een levendige, stabiele slowmotionweergave
bewerkstelligen. Hoe korter de sluitertijd, hoe
donkerder het beeld wordt. Gebruik de sluiterfunctie
dus alleen als u voldoende licht hebt.
SNOW: Deze instelling compenseert
onderwerpen die anders mogelijk te donker worden
als u opnames maakt in een zeer lichte omgeving,
bijvoorbeeld een sneeuwlandschap.
SPOTLIGHT: Met deze instelling compenseert
u onderwerpen die anders te licht zouden zijn als ze
bij zeer sterke directe belichting worden
opgenomen, bijvoorbeeld onder spots.
OPMERKING:
"SPOTLIGHT" heeft hetzelfde effect als een waarde
van –3 voor de belichtingsinstellingsfunctie.
(
blz. 46)
TWILIGHT: Hierdoor zien avondscènes er
natuurlijker uit. De witbalans (
blz. 32) Als
automatisch ingesteld op "
aangepast aan uw wensen. Als u Twilight
(schemerlicht) selecteert, wordt de camcorder bij
een afstand van 10 m tot oneindig automatisch
scherpgesteld. Als de afstand minder dan 10 m
bedraagt, dient u de scherpstelling handmatig uit te
voeren. De flits werkt in deze stand niet.
blz. 31)
(Fabrieksinstelling: OFF)
blz. 34, 47) wordt
", maar kan worden
VERVOLG OP VOLGENDE BLADZIJDE
33
NE