3.
Selecteer het enveloptype
4.
Selecteer [Papiertype: (ladenaam)]
5.
Selecteer [Envelop]
6.
Druk op [Escape]
7.
Selecteer [Onderhoud]
8.
Selecteer [Algemene instellingen]
9.
Selecteer [Envelopinstelling]
10.
Selecteer de bronlade waarvoor u de papierdikte wilt wijzigen
11.
Selecteer de papierdikte
1.
Druk op de [User Tools]-knop en ga vervolgens naar het scherm [Instell. papierlade].
[Systeeminstellingen]
2.
Druk op [Papierformaat lade: (ladenaam)] en geef het papierformaat op.
Selecteer het envelopformaat
3.
Druk op [Papiertype: (ladenaam)] en geef vervolgens het papiertype en -dikte op.
• [Papiertype]
[Envelop]
[OK]
• [Papierdikte]
[Normaal pap.2] of [Dik papier 2]
• Voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen, zie Pag. 54 "Enveloppen plaatsen".
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor informatie over het instellen van het printerstuurprogramma raadpleegt
u Pag. 57 "Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 6/PostScript 3)", Pag. 58 "Enveloppen
bedrukken met Windows (PCL 5e/5c)" of Pag. 58 "Enveloppen afdrukken met Mac OS X".
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
[Instell. papierlade]
[OK]
[OK]
Papierinstellingen
Druk op [OK]
63