3. Stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas uit.
Start de motor. Als de motor loopt, zet u de parkeerrem
vrij en komt u iets overeind uit de bestuurdersstoel. De
motor moet nu stoppen.
4. Zet de aftakas in de stand Uitgeschakeld en het
tractiepedaal in de neutraalstand, en stel de parkeerrem in
werking. Start de motor. Terwijl de motor loopt, zet u de
maaikoppelingshendel op Ingeschakeld en het tractiepedaal
in de achteruit-stand. De motor moet stoppen.
5. Zet de aftakas in de stand Uitgeschakeld en het
tractiepedaal in de neutraalstand, en stel de parkeerrem
in werking. Start de motor. Zet de aftakas in de stand
Ingeschakeld, draai het KeyChoice-sleuteltje en laat dit
weer los. Het waarschuwingslampje voor maaien in de
achteruit-stand hoort nu op te lichten. Zet de aftakas in
de stand Uitgeschakeld; het waarschuwingslampje voor
maaien in de achteruit-stand moet nu doven.
Machine met de hand duwen
Belangrijk
U moet de machine altijd met de hand
duwen. U mag de machine nooit slepen. Dit kan schade aan
de transaxle veroorzaken.
De machine duwen
1. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact.
2. Zet de aandrijfstang in de stand Duwen. Hierdoor wordt
het aandrijfsysteem uitgeschakeld en kunnen de wielen
vrij draaien (Fig. 13).
Gebruik van de machine
Zet de aandrijfstang in de stand In Werking. Hierdoor
wordt het aandrijfsysteem ingeschakeld (Fig. 13).
Opmerking: U kunt de machine uitsluitend laten rijden als
de aandrijfhendel in de stand In Werking staat.
2
Figuur 13
1. In Werking
1
m–4974
2. Stand Duwen
18
Vooruit en achteruit rijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de
gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen.
Om vooruit of achteruit te rijden, zet u de parkeerrem vrij;
zie Parkeerrem vrijzetten, blz. 14. Zet uw voet op het
tractiepedaal en trap de bovenkant van het pedaal langzaam
in om vooruit te rijden of trap de onderkant van het pedaal
in om achteruit te rijden (Fig. 14). Hoe verder u het tractie-
pedaal intrapt (in beide richtingen), des te sneller zal de
machine in de gewenste richting rijden.
Om langzamer te rijden, laat u het tractiepedaal opkomen.
Belangrijk
Om schade aan de transmissie te voor-
komen, moet u altijd eerst de parkeerrem vrij zetten
alvorens het tractiepedaal te bewegen.
Figuur 14
1. Tractiepedaal
2. Vooruit
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u het tractiepedaal laten
opkomen, de aftakas uitschakelen en het contactsleuteltje
op Uit draaien om de motor af te zetten. Als u de machine
onbeheerd laat, moet u tevens de parkeerrem in werking
stellen; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 14. Denk
erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt.
Voorzichtig
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de tractor verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
Verwijder altijd het contactsleuteltje en het
KeyChoice-sleuteltje en stel de parkeerrem in
werking wanneer u de machine onbeheerd laat,
ook al is het slechts voor een paar minuten.
2
3
1
1861
3. Achteruit