3.
De 230V-voedingskabel, de voedingskabel voor
de circulatiepompen en de kabel voor de buiten-
temperatuursensor door de rubberen doorvoer-
buisjes aan de afdekplaat in het apparaat steken.
3.1. De rubberen doorvoerbuisjes aan de afdekplaat
uitsnijden.
Plaats van de rubberen doorvoerbuisjes voor de
kabels, zie de maatschets van het betreffende ap-
paraattype.
3.2. De leidingen door de rubberen doorvoerbuisjes in
het apparaat schuiven.
Op deze manier worden de leidingen binnen in
het apparaat via een gesloten kabelgoot naar de
klemmen van het schakelbord geleid.
4.
Voer de elektrische aansluiting uit volgens het
aansluitschema van het betreffende apparaatty-
pe.
"Aansluitschema", pagina 39
LET OP
Controleer of de voeding van de compressor
goed is aangesloten, rechts draaiveld!
Als de compressor in de verkeerde richting
draait, kan er zware, onherstelbare schade
aan de compressor ontstaan.
LET OP
De stroomvoorziening van de warmtepomp
moet uitgerust zijn met een vermogensscha-
kelaar volgens IEC 60947-2 die op alle polen
is aangesloten en een afstand van ten minste
3 mm tussen de contacten heeft.
"Technische gegevens / leveringsomvang", pagi-
na 27, hoofdstuk "Elektriciteit"
AANWIJZING
Bij apparaten met een geïntegreerd elek-
trisch verwarmingselement is het verwar-
mingselement standaard op 9 kW (6kW) aan-
gesloten. Het kan op het relais Q op 6 kW
(4kW) = 2 fasewerking, hiervoor Q5/6 los-
klemmen. Of op 3kW (2kW) = 1 fasewer-
king, hiervoor Q5/6 en Q5/4 losklemmen.
De waarden tussen haakjes zijn voor het 6
kW-verwarmingselement. Losgemaakte ka-
bels van lasdoppen voorzien. Alle bovenge-
noemde fases mogen losgemaakt worden
(veiligheids-temperatuurbegrenzer).
Technische wijzigingen voorbehouden | 83061600bNL | ait-deutschland GmbH
AANWIJZING
Het bedieningselement van de verwarmings-
en warmtepompregelaar kan door middel van
een geschikte netwerkkabel worden verbon-
den met een computer of netwerk, om de ver-
warmings- en warmtepompregelaar dan van
daaruit te besturen.
Als dit gewenst is, dient tijdens de elektri-
sche aansluitingswerkzaamheden een af-
geschermde netwerkkabel (categorie 6, met
RJ45-connector) door het apparaat te wor-
den gelegd en parallel met de reeds ge-
legde regelkabel van de verwarmings- en
warmtepompregelaar
neel van het apparaat te worden gestoken.
Leg niet-afgeschermde elektriciteitsleidin-
gen en afgeschermde leidingen (buska-
bels) op voldoende afstand (> 100 mm).
Maximale kabellengte: 30m.
5.
De elektrische schakelkast van de warmtepomp
sluiten.
6.
De onderste afdekplaat aanbrengen.
door
het
frontpa-
19